Door: Arie Slob
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennis genomen van onderhavig wetsvoorstel hetgeen beoogt een gezamenlijke strategie en duidelijke regie met betrekking tot de programmering van de landelijke publieke omroep te bevorderen en een helderder afbakening tussen toezicht, bestuur en professionele werkprocessen aan te brengen binnen de organisatie van de landelijke publieke omroep. De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat dit wetsvoorstel voortvloeit uit de resultaten van het onderzoek uitgevoerd door de commissie Rinnooy Kan en slechts ziet op het verbeteren van de prestaties van de publieke omroep op de korte termijn. Deze leden hechten er aan ook bij onderhavig wetsvoorstel vooraf op te merken dat voor hen de pluriformiteit van de publieke omroep en het feit dat de omroepvereniging op dit moment nog een maatschappelijke verankering vindt in een substantieel aantal leden buitengewoon belangrijk is. Mede over dit element hebben de leden van de ChristenUnie-fractie een aantal vragen.
p.2. De regering geeft aan het cruciaal te vinden dat identiteitgebonden programma’s ingepast worden in een samenhangend en herkenbaar programma-aanbod van de landelijke publieke omroep als geheel. Reden daarvoor is om de publieke omroep in staat te stellen zijn doelstellingen in termen van bereik en kijk -en luisteraandeel te kunnen realiseren en een rol van be-tekenis te blijven spelen in het totale media-aanbod. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of met deze redenering niet feitelijk een hiërarchie wordt aangebracht tussen het be-lang van kijkcijfers en het belang van een pluriform aanbod door middel van identiteitgebon-den programma’s. Deze leden herinneren zich in dit verband eerdere uitspraken van de staats-secretaris dat omroepverenigingen niet tot een samenwerking zullen worden gedwongen, die zij niet willen. Bovendien vragen deze leden of dit in overeenstemming is met de aangenomen motie, ingediend bij de behandeling van de mediabegroting (kamerstuknummer 29800 VIII, nr. 90)?
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn van mening dat de regering er onvoldoende in slaagt om duidelijk te maken waarom het versterken van de onderlinge samenwerking door middel van de gekozen structuurwijzigingen geen gevolgen heeft voor de pluriformiteit van het aanbod van de publieke omroep. Kan de regering aangeven waarom zij tot die conclusie komt?
p.5. De huidige raad van bestuur en de omroepen ontwikkelen op dit moment al een nieuwe werkwijze, mede gedwongen door de bezuinigingsronden. De regering stelt deze inspanningen graag wettelijk te willen ondersteunen. Daarbij merkt het op dat de invloed van de wet op de beleidscyclus beperkt is, het blijft vooral, zo stelt de regering, een kwestie van interne organisatie. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom het desalniettemin noodzakelijk is om de Mediawet voor de korte termijn te wijzigen?
p.7. In de Mediawet wordt opgenomen dat het concessiebeleidsplan kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen bevat voor programma-aanbod en publieksbereik. Deze bepaling komt in de plaats van wat in de huidige wet ‘algemene uitgangspunten voor landelijke televisie en radio-omroep’ wordt genoemd. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de concrete invulling van de begrippen ‘kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen’. Betreft dit bijvoorbeeld de kijkcijfers? Wat zijn de mogelijke consequenties wanneer deze doelstellingen niet worden gehaald?
p.8. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen in hoeverre de opmerkingen van de visitatiecommissie en het Commissariaat voor de Media over de programmavoorschriften al zijn meegenomen in de totstandkoming van de in onderhavig wetsvoorstel voorgestelde systematiek van prestatieafspraken?
p.8 In de Mediawet wordt vastgelegd dat het programmaversterkingsbudget 25 procent be-draagt van het budget dat beschikbaar is voor radio en televisie voor de NPS, de omroepver-enigingen, NOS-RTV en Educom. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de verho-ging van dit budget mogelijk contraproductief zal kunnen gaan werken voor de samenwer-king?
p.11. Het kabinet wil de bestelbevoegdheid van de netcoördinator niet apart en via een nieuwe bepaling in de Mediawet introduceren. Het kabinet is van oordeel dat deze weg alleen in uiterste gevallen bewandeld zou mogen worden. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of deze bestelbevoegdheid betekent dat de netcoördinator ook bij andere dan de publieke omroepen programma’s kan laten maken? Zo ja, ontstaat daardoor niet een onwenselijke vermenging tussen private en publieke financiering?
p.13/14. De Raad van Toezicht wordt hervormd. Selectie van de leden zal geschieden op basis van diverse deskundigheden (zoals bedrijfseconomische en juridische deskundigheid). Het kabinet kiest er nadrukkelijk niet voor om een deel van de leden te benoemen op voordracht van maatsschappelijke organisaties. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of daarmee niet tekort wordt gedaan aan het belang dat het kabinet hecht aan de maatschappelijke verankering van publieke omroep, nu de voorzitters van de omroepverenigingen zijn verwezen naar het college van omroepen.
Artikelsgewijs
Onderdeel C, artikel 18a
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de staatssecretaris heeft overwogen de benoeming van de leden van de raad van toezicht te beperken tot drie jaar, namelijk tot de invoering van het nieuwe omroepstelsel.
Reacties op 'Verslag Wijziging mediawet: Strategie en sturing publieke omroep'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.