Door: André Rouvoet
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel.
Het wetsvoorstel geeft deze leden aanleiding tot een enkele opmerking.
De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn blij met de uniformering en grotere transparantie die met het onderhavige wetsvoorstel wordt bereikt. Bij de opstelling van het wetsvoorstel is de nodige inspiratie gevonden bij de politiewet.
In het kader daarvan vragen deze leden waarom het wetsvoorstel een bepaling als artikel 8a Politiewet ontbeert, de bevoegdheid te vragen naar de identiteit van een persoon. Weliswaar komt de ambtenaren die werken bij de bijzondere opsporingsdiensten deze bevoegdheid alsnog toe via het tweede lid van artikel 8a, maar het lijkt deze wetssystematisch logischer om deze bevoegheid rechtstreeks in het onderhavige wetsvoorstel op te nemen.
Voorts vragen deze leden naar de ratio van het ontbreken van een algemene samenwerkings-bepaling conform artikel 10 van de politiewet. Een dergelijke bepaling mag een vanzelfspre-kendheid heten; in de praktijk is goede samenwerking helaas echter niet altijd zo vanzelfspre-kend. Een andere vraag van deze leden is of artikel 13 van het wetsvoorstel er niet toe zou moeten leiden dat dat artikel 11 Politiewet wordt ingetrokken, dan wel op zijn minst gewij-zigd. Het lijkt er nu op alsof dezelfde grondslag voor regels met betrekking tot de samenwer-king tussen politie en bijzondere opsporingsdiensten twee keer worden geregeld.
Reacties op 'Verslag Wet bijzondere opsporingsdiensten'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.