Inbreng evaluatie van de belastingherziening 2001

donderdag 18 mei 2006 15:58

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met interesse kennis genomen van de evaluatie belastingherziening 2001. Deze leden hechten veel waarde aan een rechtvaardig, evenwichtig en effectief belastingstelsel, waarin op een adequate wijze invulling wordt gegeven aan zowel de budgettaire als aan de instrumentele functie van belastingheffing.

In dit licht is het belangrijk dat er kritisch wordt gekeken naar de belastingherziening van 2001 en dat er waar nodig verbeteringen worden aangebracht in het belastingstelsel. Een onafhankelijke evaluatie is om deze reden uitermate belangrijk. In hoeverre voldoet de voorliggende evaluatie - voornamelijk uitgevoerd door het ministerie van Financiën zelf – aan dit criterium?

Evaluatie van verschillende onderdelen van de belastingherziening
De hoofddoelstelling van het boxenstelsel is het evenwichtiger kunnen belasten van vermogensinkomsten. Belastingarbitrage is in dit licht een ongewenste ontwikkeling. In de Evaluatie wordt geconcludeerd dat de Wet IB 2001 beter tegen belastingarbitrage bestand is dan de Wet IB 1964 (30 375, nr. 2, pag. 12). Kunnen de leden van de ChristenUnie-fractie hieruit concluderen dat de Wet IB 2001 in voldoende mate bestand is tegen belastingarbitrage?

In de wet Inkomstenbelasting 2001 werd de vermogensrendementsheffing geïntroduceerd. Hierbij wordt aan alle vermogensbestanddelen een forfaitair rendement van 4% toegerekend. Over dit forfaitair rendement wordt 30% belasting geheven. Het werkelijk behaalde rendement heeft geen invloed meer op de belastingaanslag. De facto resulteert dat dus in een vermogensbelasting van 1,2%.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat volgens de voorliggende evaluatie de gestelde doelstellingen uit de Wet IB 2001 met betrekking tot de vermogensrendementsheffing grotendeels zijn behaald. Deze leden kunnen deze conclusie in grote lijnen delen. Deze leden vragen echter wel of de vermogensrendementsheffing voldoet aan de algemene doelstelling van een evenwichtige en rechtvaardige belastingdruk, aangezien het reële rendement een sterke variatie kan vertonen. Voorts vragen deze leden of er door middel van het heffingsvrije vermogen in voldoende mate vorm is gegeven aan het draagkrachtbeginsel binnen de vermogensrendementheffing. De leden van de fractie van de ChristenUnie zouden - naast de al aanwezige Benthaamse progressie in box III - graag een verdergaande progressie gerealiseerd zien in de vermogensrendementsheffing. Hoe staan de bewindslieden bijvoorbeeld tegenover een hoger heffingsvrij vermogen aan de ene kant en een trapsgewijze verhoging van het belastingtarief aan de andere kant?

Het rechtvaardigheidsbeginsel lijkt in de vermogensrendementsheffing de strijd te verliezen van minder bewerkelijkheid en minder ingewikkeldheid. De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben hun bedenkingen bij deze ontwikkeling. Deze leden onderschrijven het belang van een weinig bewerkelijke en weinig ingewikkelde manier van belasting heffen, maar zo vragen deze leden de bewindslieden, in hoeverre wordt in de vermogensrendementsheffing nog recht gedaan aan het rechtvaardigheidsprincipe.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of het forfaitaire rendement van 4% in voldoende mate overeenkomt met de werkelijk behaalde rendementen. Deze leden nemen hierbij in ogenschouw dat 38% van het vermogen in box 3 gewone bank-, giro- en spaartegoeden betreft (30 375 nr. 2, pag. 65, tabel 2.2.2). Over deze tegoeden wordt in de regel – sinds de belastingherziening – een veel lager rendement dan 4% behaald. Een ander concreet geval waarin sprake is van een lager rendement dan 4% betreft het verpachten van land. Als gevolg van het Pachtnormenbesluit kan een verpachter een maximaal rendement van 2% van de vrije verkeerswaarde van landbouwgrond behalen. Hoe is dit volgens de minister te verenigen met het gestelde forfaitaire rendement van 4%? Deze leden vragen verder aan welke termijn de bewindslieden denken wanneer zij spreken over ‘een langere periode’ met betrekking tot het gemiddelde rendement (30 375 nr. 2, pag. 68).

De bewindslieden stellen voor om de kindertoeslag in box 3 af te schaffen. Daarmee is € 17 gemoeid. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of deze € 17 mln. vervolgens wel ten goede blijft komen aan gezinnen met kinderen, b.v. via een hogere kinderbijslag of een verhoging van de kinderkorting (30 375 nr. 2, pag. 15).

Evaluatie van de doelstellingen
De verbreding en de versterking van de belastinggrondslag heeft langs twee lijnen gestalte gekregen: enerzijds door de nieuwe behandeling van inkomsten uit sparen en beleggen en anderzijds door de beperking en afschaffing van verschillende aftrekposten. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de bewerkstelligde verbreding en versterking van de belastinggrondslag voldoende is. Hieraan gekoppeld stellen deze leden de vraag wat de visie van de bewindslieden is op een verdere verbreding en versterking van de belastinggrondslag voor de komende jaren. Zijn er op dit gebied nog voorstellen van dit Kabinet te verwachten? Wat is de mening van de bewindslieden over een verdere beperking van de aftrekmogelijkheden, zo vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie. Een concrete toepassing hiervan zou bijvoorbeeld een beperking van de hypotheekrenteaftrek kunnen zijn in combinatie met een verdere verlaging van de belastingtarieven. Deze maatregel houdt een verbreding van de belastinggrondslag in en biedt eveneens mogelijkheden tot een verdere verlaging van de lastendruk op arbeid. Hoe kijken de bewindslieden aan tegen deze optie? Beperking van de hypotheekrenteaftrek biedt daarnaast ook mogelijkheden voor de introductie van een aftrekpost in box 1 met betrekking tot de kosten voor het onderhoud van de eigen woning. Hoe staan de bewindslieden sowieso tegenover een aftrekmogelijkheid voor de kosten van onderhoud aan de eigen woning (zie ook 30 300 nr. 6, pag. 15)?

Welk eindstation hebben de bewindslieden in gedachten met betrekking tot de lastendruk op arbeid en de lastendruk op consumptie. Is de huidige situatie tevens de door de bewindslieden gewenste situatie, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie, of zit een verdere verlaging van lasten op arbeid en een verdere verhoging van de belasting van consumptie nog in het vat.

De replacement rate is sinds de invoering van de Wet IB 2001 verlaagd. De prikkel om te gaan werken is hiermee vergroot. De leden van de fractie van de ChristenUnie zien dit als een positieve ontwikkeling. Deze leden zouden echter wel meer inzicht willen krijgen in hoe deze verlaging tot stand is gekomen. In de Evaluatie (30 375 nr 2, pag. 38) wordt gesproken over fiscale en niet-fiscale maatregelen die hier invloed op hebben gehad. Hoe liggen de precieze oorzaak-gevolg relaties op dit gebied? Hoe kijken de bewindslieden aan tegen de huidige verhouding tussen nettoloon en netto-uitkering, zo vragen de leden van de ChristenUnie.

Een andere doelstelling van de Wet IB 2001 is de bevordering van emancipatie en economische zelfstandigheid. De leden van de fractie van de ChristenUnie onderschrijven het belang van deze doelstelling, maar dit mag, wat betreft deze leden, niet ten koste gaan van de keuzevrijheid van bijvoorbeeld vrouwen, die de zorg voor het gezin op zich willen nemen. De prikkels in het belastingstelsel mogen, wat betreft deze leden, niet zodanig vorm worden gegeven dat de keuze tussen zorg voor het gezin en werken eigenlijk geen keuze meer is. De leden van de fractie van de ChristenUnie vinden het uitermate belangrijk dat beide keuzes financieel haalbaar blijven. Hoe kijken de bewindslieden aan tegen de huidige stand van zaken op het gebied van emancipatie en economische zelfstandigheid?

Tenslotte hebben de leden van de ChristenUnie-fractie nog een vraag van geheel andere aard. Bij de belastingherziening is het vruchtgebruik dat bij testament is ontstaan niet gedefiscaliseerd. Dat heeft consequenties gehad voor de belastingheffing in box 3, zowel voor de eigenaar als voor de vruchtgebruiker. Deze leden vragen de bewindslieden of de vruchtgebruikstestamenten, die per 1 januari 2001 reeds waren opengevallen, alsnog gedefiscaliseerd kunnen worden.

Labels
André Rouvoet
Bijdragen

« Terug

Reacties op 'Inbreng evaluatie van de belastingherziening 2001'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2006 > mei