Godsdienstvrijheid vraagt ambitie

dinsdag 09 maart 2004 10:37

Morgen bespreekt de Tweede Kamer de Vervolgnotitie internationale bescherming van de vrijheid van godsdienst of overtuiging. De Nederlandse regering zou wel wat meer ambitie mogen tonen en zich niet moeten beperken tot een vrijblijvende dialoog.

door Tineke Huizinga en Arie de Pater

Volgens de Universele verklaring van de rechten van de mens, moet iedereen in alle vrijheid zijn geloof kunnen belijden en dat in zijn leven vorm kunnen geven. Deze verklaring is door bijna alle landen ter wereld ondertekend. Toch worden volgens de laatste rapportage van Open Doors (februari 2004) naar schatting 200 miljoen christenen vervolgd vanwege hun geloof, terwijl zo'n 200 tot 400 miljoen christenen om hun geloof gediscrimineerd worden. Nu gaat het ons niet alleen om de positie van (verdrukte) christenen. Iedereen heeft het recht om vanuit zijn godsdienst of overtuiging zijn leven in te vullen.

In december 2003 bracht het ministerie van Buitenlandse Zaken de Vervolgnotitie internationale bescherming van de vrijheid van godsdienst of overtuiging uit. In een unaniem door de Tweede Kamer aanvaarde motie van de ChristenUnie was om deze notitie gevraagd. Zij is een vervolg op een in 1998 verschenen notitie. Deze gaf een overzicht van de instrumenten die Nederland bezit om het recht op vrijheid van godsdienst of overtuiging te bevorderen. De vervolgnotitie gaat meer in detail in op de situatie van gelovigen.

Niet verbeterd
Volgens de vervolgnotitie is de naleving van de vrijheid van godsdienst of overtuiging in de afgelopen jaren niet verbeterd. In veel (moslim)landen wordt de bejegening van niet-moslims, waaronder veel christenen, grimmiger. Ook in landen met een atheïstisch, autoritair regime zoals Noord-Korea, Vietnam en Laos, worden religieuze stromingen als 'staatsgevaarlijk' verdrukt. In Centraal-Azië wordt het niet-geregistreerde religieuze bewegingen veelal onmogelijk gemaakt hun geloof openlijk te belijden.

Vrijheid van godsdienst betekent ook de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen. Het is een groot probleem dat dit recht vooral in veel islamitische landen niet wordt erkend.

Nederland heeft graag een voortrekkersrol als het gaat om de naleving van het recht op godsdienstvrijheid. Daarom hebben we ook met spanning uitgezien naar de vervolgnotitie van de minister van Buitenlandse Zaken. Na een overzicht van de situatie en de constatering dat die niet is verbeterd, blijft de notitie echter steken in een algemeen pleidooi voor dialoog. Zo wordt op Europees niveau een mensenrechtendialoog gevoerd met China, Vietnam en Iran. Maar waar deze dialoog toe heeft geleid, wordt in de notitie niet duidelijk. Wij denken dat er ijkpunten moeten worden opgesteld waarmee beoordeeld kan worden wat de dialoog concreet oplevert. Anders dreigt het een wassen neus te worden.

De minister wil ook graag de dialoog bevorderen tussen de verschillende religies in landen waar het recht op godsdienstvrijheid wordt geschonden. Hiermee zouden spanningen in de samenleving moeten worden voorkomen c.q. weggenomen. Nodig is wel dat de overheden uitstralen dat ieder het recht heeft op zijn eigen godsdienst of overtuiging. Voor concrete politieke actie om gelovigen te beschermen wijst de minister naar verschillende internationale organisaties waarvan Nederland deel uitmaakt. Is dat voor een voortrekker niet erg terughoudend?

Ambitie
Voorafgaand aan het Nederlandse voorzitterschap van verschillende organisaties (OVSE, Raad van Europa en Europese Unie) heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken een aantal concrete doelstellingen geformuleerd. Daarop mocht het na afloop worden afgerekend. Wij betreuren het dat dergelijke (meer of minder ambitieuze) doelstellingen in deze vervolgnotitie ontbreken.

Het is duidelijk dat een internationale bundeling van krachten tegen schendingen van het recht op godsdienstvrijheid effectiever is dan solistisch optreden van Nederland. Maar dat mag geen reden zijn voor een afwachtende houding.

Nederland vindt godsdienstvrijheid belangrijk. Om die reden moet het een belangrijk en geïntegreerd onderdeel worden van ons buitenlandse beleid. Daarbij is wat ons betreft een belangrijke rol weggelegd voor de Nederlandse mensenrechtenambassadeur. Wij zouden het toejuichen als deze jaarlijks in de Kamer verslag zou uitbrengen van zijn of haar inspanningen, eventueel gekoppeld aan een (twee)jaarlijkse actualisering van de huidige vervolgnotitie.

Maar het zou nog sterker zijn als er op Europees niveau een mensenrechtenambassadeur of zelfs een ambassadeur voor godsdienstvrijheid zou worden aangesteld. Het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie in de tweede helft van dit jaar biedt daarvoor wellicht een goede mogelijkheid. Dat geeft direct een concrete doelstelling aan dit dossier.

Tineke Huizinga-Heringa is Tweede-Kamerlid voor de ChristenUnie en Arie de Pater is directeur van de christelijke mensenrechtenorganisatie Jubilee Campaign NL.

Bron: Nederlands Dagblad

Labels
Opinie
Tineke Huizinga

« Terug

Reacties op 'Godsdienstvrijheid vraagt ambitie'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2004 > maart