Bijdrage debat Religeuze uitingen ambtenaren

woensdag 17 maart 2004 15:09

Tineke Huizinga-Heringa: Voorzitter. De zaak waarover wij het vanmiddag hebben, het incident zou ik bijna willen zeggen, is een aspect van een veel grotere zaak waarover in deze Kamer een nieuwe discussie gaat worden gevoerd. Die discussie ver-ist zorgvuldigheid, want dit raakt aan de grondrechten van mensen en aan integratie. Wij komen daar uitvoerig in de Kamer op terug als wij spreken over het rapport van de commissie-Blok en over de aangekondigde nota over grondrechten in de pluriforme samenleving. Daarom vindt mijn fractie niet dat wij nu al uitputtend op deze zaak moeten ingaan. Dat kan ook niet, want wij voeren nu een debat met spreektijden van vijf minuten. Wie is in staat om in vijf minuten een zinnige bijdrage te leveren aan zo’n buitengewoon complexe materie?

Daarom maak ik nu slechts enkele opmerkingen. Gelet op het incident waar het nu om gaat, het dragen van hoofddoekjes door gevangeniscipiers, vraag ik mij af waar wij het eigenlijk over hebben. Hebben wij het over een uniform waar hoofddoekjes onderdeel van gaan uitmaken, of over cipiers die als een uiting van hun persoonlijke religieuze overtuiging een hoofddoekje dragen en daar vanwege de veiligheid een functioneel handiger hoofddoekje
voor ter beschikking krijgen gesteld?
Als het laatste het geval is, dan hebben wij het over kledingvoorschriften die mogen gelden voor ambtenaren. Dat is echter op zichzelf niet zo simpel, want de ene ambtenaar is de andere niet. Ik kan mij voorstellen dat er voor cipiers andere richtlijnen worden gehanteerd dan voor bijvoorbeeld politieagenten.
De richting die wordt aangegeven in het antwoord op vraag 3 van de LPF-fractie spreekt mijn fractie wel aan. Het komt erop neer dat voor kledingvoorschriften overwegingen gelden die betrekking hebben op veiligheid, functionaliteit en onpartijdigheid. Er wordt in de antwoorden aangekondigd dat de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrela-ties hierop terug zal komen in zijn nota over de grondrechten. Bij die gelegenheid voeren wij ook graag de discussie over hoe wij de verhouding moeten zien tussen ambtenaren en uniformen. Tot dat moment vinden wij het antwoord op vraag drie een goed uitgangspunt.
Daarmee zou ik aan het eind van mijn betoog zijn gekomen, ware het niet dat de bijdrage van de heer Eerdmans mij ertoe verleidt daar nog even op in te gaan. Hij noemt als voorbeeld een ambtenaar bij de burgerlijke stand en haalt daar tot mijn verrassing het zware begrip van de neutraliteit van de staat bij. De heer Eerdmans stelt vervolgens dat hij een neutrale staat wil. Ik vind echter dat een neutrale staat en neutraliteit niet betekenen het verbieden van grondrechten.
Neutraliteit is niet het verbieden van religieuze uitingen. Dat is niet neutraal. Dat is stigmatiserend. U zegt dat wanneer u voor het loket van de burgerlijke stand staat, u niet ge-confronteerd wilt worden met iemand waaraan je kunt zien welke religieuze overtuiging hij heeft. Ik zeg u dat ik geconfronteerd wil worden met iemand van wie ik zeker weet dat die zijn eigen werk goed doet. Ik heb geen enkele reden om aan te nemen dat iemand aan wie ik kan zien dat die moslim is, zijn werk minder goed doet dan iemand aan wie ik dat niet kan zien.
 
De heer Eerdmans (LPF): Dat beweer ik ook helemaal niet. Het gaat niet om het handelen of het functioneren, maar om het uiten van religie. En daar wil ik niet mee worden geconfronteerd als ik de overheid opzoek. De kwalificatie stigmatisering vind ik dan ook echt ongepast.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie): Als u zegt dat u niet geconfronteerd wilt worden met een religieuze uiting wanneer u de overheid opzoekt, dan vind ik dat u uw ogen sluit voor de samenleving waarin u leeft. Een neutrale overheid is niet een overheid die religieuze uitingen uitbant, ook niet bij ambtenaren. Dat is een overheid die daar juist ruimte aan geeft. Dát is neutraliteit. 
De heer Eerdmans (LPF): Waarom kan het in Frankrijk en Turkije wel? De voor-lopers van de liberale moslimbewegingen zijn daar akkoord gegaan met een hoofddoeken-verbod dat veel verder gaat dan wat de Lijst Pim Fortuyn vandaag voorstelt. Waarom is dan men daar zo enthousiast?
Tineke Huizinga-Heringa: Ik wil u dat wel uitleggen: wij wonen hier niet in Frankrijk. En ik zou zeggen: gelukkig maar.
De heer Eerdmans (LPF): Zij zijn daar juist zo enthousiast omdat het de moslim-bevolking emancipeert, waar wij zo slecht in zijn in Nederland.
Tineke Huizinga-Heringa: Als wij het hebben over de hoofd-doekjes voor moslimvrouwen ben ik het met u eens dat er nog een ander probleem aan de orde is. Dat is echter het probleem van dwang tegenover individuele vrijheid. Dat probleem kunnen wij in dit korte debat echter niet bespreken. Bovendien is het ook niet aan de orde bij de neutrale overheid en de eisen die zij stelt aan alle ambtenaren.
De heer Eerdmans (LPF): Welk grondrecht zit u dwars bij de neutrale staat? Waarom vindt u dat een ambtenaar vrijheid van religie in zijn werk moet hebben? Waarom kan hij dat niet gewoon tot de thuissituatie beperken?
Tineke Huizinga-Heringa: Bij de neutrale staat zit mij juist geen enkel grondrecht dwars. Wat mij dwarszit, is dat in uw definitie van een neutrale staat grondrechten van mensen geschonden worden. Ik heb geen probleem met de neutrale staat, maar wel met uw definitie van de neutrale staat.
Tot slot. Verdraagzaamheid tegenover andere religies zal uiteindelijk voor onze samenleving buitengewoon heilzaam zijn. Het polariserend uitbannen van elke vorm van religieuze uitingen zal uiteindelijk de verhouding tussen mensen op scherp zetten en is niet goed. Het besef dat niemand zonder levensovertuiging is en daarmee dus in feite niemand neutraal is, zal daarbij ook een duidelijke leidraad mogen zijn.
Labels
Bijdragen

« Terug

Reacties op 'Bijdrage debat Religeuze uitingen ambtenaren'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2004 > maart