Arie Slob: Voorzitter. Wij praten over het Legkippenbesluit op het moment dat er in Nederland weer enige onrust is over de mogelijke aanwezigheid van vogelpest. Gisteren werd bekend dat na Japan nu ook Rusland en Polen hun grenzen gesloten hebben voor Nederlands pluimvee. Naar onze mening is dit volkomen ten onrechte. Wij gaan ervan uit dat de minister in nauwe samenwerking met de Europese Commissie actie zal ondernemen om deze landen te overtuigen van de onjuistheid van die keuze van hen.
Ik maak nu eerst een procedurele opmerking. In de nota naar aanleiding van het verslag geeft de minister aan dat wijziging van het Legkippenbesluit niet aan de orde is bij de behandeling van een wet die de inwerkingtreding van dat besluit regelt. Ik vond dat een beetje een verwarrende opmerking. De indruk wordt namelijk gewekt dat wij nu geen inhoudelijke discussie kunnen voeren over het Legkippenbesluit. Dat lijkt mij niet juist. Ik heb toch goed begrepen dat, als deze wet het parlement passeert, dus ook de Eerste Kamer, de minister het zal bevorderen dat een nu nog bij de Kamer aanhangig wetsvoorstel, het ''wetsvoorstel-Brinkhorst'', waarnaar de heer Van der Vlies ook heeft verwezen, wordt ingetrokken? Als dat gebeurt, is dit toch het enige moment waarop wij kunnen spreken over de implementatie van de Europese richtlijn? Dat werd overigens ook wel tijd. Ik zeg dit niet in verwijtende zin. Wij kennen allemaal de redenen daarvan, maar wij lopen wel enigszins achter op de gestelde termijnen.
De fractie van de ChristenUnie is positief over de inhoud van de Europese richtlijn in die zin dat dit materieel betekent dat er straks een einde komt aan de legbatterij. Anderen hebben daar ook over gesproken. In de optiek van welzijn is dat een goede zaak. In verband met de afschrijvingstermijnen van een en ander zal dit pas in 2012 een feit zijn, maar de richting is wel duidelijk. Wij hebben nog twee vraagpunten.
Het eerste is of wij ons sec moeten houden bij de uitvoering van de Europese richtlijn of dat wij ook eigen ideeeën, zoals afwijkende normen, kunnen toevoegen. Het tweede betreft het flankerende beleid bij deze maatregel.
Wat het eerste punt betreft, is de opvatting van deze regering duidelijk: zij wenst zich sec te houden aan de uitvoering van de Europese richtlijn zonder daar iets aan toe of af te doen. Dit laatste zou wat lastig zijn, want dan zouden wij in de problemen komen. De minister houdt zich dus aan wat er in dit opzicht op Europees niveau is afgesproken. De redenering daarvoor van de regering, die in de stukken staat, kan ik op zich wel volgen. De leidende elementen daarbij zijn de afspraken in het regeerakkoord en de op zich terechte wens van een level playing field. Ik noemook een zeker vertrouwen in de markt. In deze redenering mist mijn fractie wel de eigen opvattingen van de regering over dierenwelzijn in relatie tot de minimumnormen die nu in de richtlijn gesteld worden.
Daarover verneem ik dus graag iets meer van de minister. Collega's hebben ook al gezegd dat er landen zijn waarin de eigen opvattingen hebben geleid tot enige aanpassing van de normen of tot de keuze om de normering eerder te laten ingaan. Dergelijke keuzes kunnen op die manier worden gemaakt. Wat is de stand van zaken op het level playing field? Onze besluitvorming loopt achter, dus wij hebben zicht op wat andere landen inmiddels hebben gedaan. Niet ten onrechte is ook nadrukkelijk verwezen naar het standpunt van Duitsland.
Ik maak uit de nota naar aanleiding van het verslag op dat de minister niets voelt voor een flankerend beleid. Dat verbaast mij. Natuurlijk is zijn verwijzing naar de verantwoorde-lijkheid van de sector en de consument legitiem. Zij zijn duidelijk primair verantwoordelijk. Ook is zijn stelling juist dat al een zekere omslag gaande is in de sector en dat die zal aan-houden. Gisteren hebben wij het tijdens het verzamelde algemeen overleg gehad over de door mij tijdens de behandeling van de begroting van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit ingediende motie.
Het merendeel van de Kamer is het erover eens dat alleen een moreel appel op de consument en de producent niet volstaat. De overheid kan en moet naar onze mening een actievere rol vervullen omgoed gedrag te stimuleren. Gezien de tijd, ga ik dit niet in detail uitwerken. Er is toch niets mis mee als de overheid ondernemers krachtig stimuleert om tijdig in plaats van op het laatste moment over te stappen van legbatterijen op alternatieve manieren om kippen te houden? De overheid kan hierin toch een belangrijke rol vervullen? Zij kan dit toch ook doen omconsum enten te stimuleren om eieren te kopen die op een welzijnsvrien-delijke manier zijn geproduceerd?
Ik heb tijdens de begrotingsbehandeling de invoering van een puntensysteem geop-perd. Ook kan gedacht worden aan een sterke publiekscampagne om ketenbreed het gebruik te stimuleren van welzijnsvriendelijk geproduceerde eiproducten. Dit idee leeft in Duitsland. De overheid speelt hierin ook een rol. Wij zijn het niet met de regering eens dat er helemaal geen flankerend beleid hoeft te worden gevoerd. In onze ogen is het noodzakelijk dat de overheid actief een rol speelt in het verlengde van de doorvoering van de richtlijn. Collega Van der Vlies heeft verwezen naar een motie van mijn gewaardeerde oud-collega Stelling-werf.
Ik heb niet scherp voor ogen op welke motie hij precies doelde; ik heb de motie voor ogen, die hij samen met de fracties van het CDA, de SGP, GroenLinks en SP heeft ingediend tijdens de behandeling van de begroting voor 2001. Die is door de Kamer aangenomen. In die motie heeft hij verzocht om een sloopregeling voor vrijkomende legbatterijen omte voorkomen dat zij buiten de EU-landen, na gesloop te zijn in de EU-landen, werden opgebouwd omwederomde functie te vervullen die in EU-landen niet mag worden vervuld. Heeft de minister deze motie uitgevoerd of is hij die aan het uitvoeren?
Reacties op 'Bijdrage debat legkippenbesluit'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.