Alleen de uitgesproken tekst geldt.
Door: Arie Slob
Mdv,
Al geruime tijd wordt het onderwijs gedomineerd door de mantra ‘de kunst van het loslaten’. De bedoeling daarvan is om scholen zoveel mogelijk de ruimte te laten zodat op basis van eigen professionele inzichten keuzes kunnen maken over de wijze waarop het onderwijs op hun school wordt ingericht. Dit alles uiteraard binnen de grenzen die de overheid stelt. Deze beweging is door de ChristenUnie-fractie steeds ondersteund. Tegelijkertijd constateert de ChristenUnie-fractie echter wel dat scholen intussen in verwarring raken over wat er allemaal op hen afkomt aan taken. Overheid en samenleving hebben namelijk nogal wat verwachtingen ten aanzien van het onderwijs.
Denk bijvoorbeeld aan de recente discussie over kinderopvang op de scholen. Daardoor is nu de vraag wat samenleving en overheid nog met goed fatsoen van scholen mag vragen, actueler dan ooit. Waar ligt de grens? Met een steeds krapper wordend budget moeten scholen steeds meer doen. Van kinderopvang tot in sommige gevallen de volledige opvoeding, van criminaliteitsbestrijding tot bevordering van sociale cohesie, van voorlichting op allerlei gebied, tot strakke handhaving van regels. De noodkreet van scholen bepaalt samenleving en overheid bij de noodzaak van een meer realistische benadering van de taakopvatting van scholen en om heldere afbakening. Scholen kunnen niet alles repareren wat eerder in maatschappij en in opvoeding misging. Ik durf wel te stellen dat scholen inmiddels aan hun plafond zitten. Onze vraag aan de minister is om in te gaan op de wens van het veld om tot een serieuze taakafbakening en grensbepaling te komen. Erkent de minister dat niet alles op het bordje van de scholen kan worden geschoven? Om die taakverzwaring inzichtelijk te maken stelt de ChristenUnie-fractie voor om aan alle eventueel nieuwe opdrachten voor scholen een zgn. onderwijs-effectrapportage te koppelen, zodat inzichtelijk wordt welk effect taakverzwaringen hebben. Zowel financieel als qua inzet van personeel, afgezet tegen de primaire taakuitoefening van de school. Pas nadat deze zaken bekend zijn, kan beoordeeld worden of een nieuwe taak aan de school wordt toevertrouwd.
Het duidelijkste en meest prangende voorbeeld van dit verhaal, ik noemde het zojuist al, betreft de nieuwste opdracht op het gebied van opvang. Scholen worden met ingang van 1 augustus 2006 verantwoordelijk voor de tussenschoolse opvang. Vanaf 1 januari 2007 start een brede voor invoering van het recht voor ouders voor het (laten) organiseren van de voor –en naschoolse opvang door de school, zelfs tijdens roostervrije dagen en schoolvakanties. Hoe en waar ze dat doen, moeten de scholen zelf maar uitzoeken. De bedoeling is dat er ongeveer €200 mln. mee gaat naar de scholen. Maar dat zal natuurlijk nooit genoeg zijn om de onderwijshuisvesting geschikt te krijgen. Er zijn op dit moment nog grote achterstanden weg te werken, laat staan dat er nieuwbouw kan plaatsvinden. Het vasthouden aan het jaartal 2007 is alleen daarom al absurd. Afgezien van het feit dat wij het hele idee, vanuit het oogpunt van de verantwoordelijkheid van ouders voor de opvoeding van hun kinderen, niets vinden, is het ook buitengewoon treurig dat in de hele brief nauwelijks iets terug te vinden is over de vraag of dit allemaal wel goed is voor een kind. Het enige principe dat we terugvinden is arbeidsparticipatie en economie, maar met betrekking tot de welzijn van het kind lees je in de brief van het kabinet niets terug. Het zou van lef getuigen, wanneer er niet alleen over de organisatorische en economische effecten advies zou worden gevraagd, maar ook op het punt van de effecten voor het kind. Graag een reactie van de minister.
De ChristenUnie-fractie gaat er overigens vanuit dat niet de leraren nog eens extra worden belast met deze opvangtaken. De werkdruk van leraren is al enorm hoog. Niet alleen in het primair onderwijs, maar vooral ook in het voortgezet onderwijs. Eerder constateerden we al dat de hoge werkdruk vaak de oorzaak is van een burnout[1] en een van de voornaamste redenen, voor mensen om geen leraar te worden[2]. Terwijl wij op niet al te lange termijn grote structurele lerarentekorten hebben, met name in het voortgezet onderwijs. Dat vergt niet alleen maatregelen op korte termijn, maar ook op lange termijn. Mijn fractie denkt dan niet aan de CDA-oplossing, zoals het docenten afpakken van hun ADV. Dit heeft geen structureel effect in positieve zin op het lerarentekort, eerder het tegenovergestelde.[3] Zoals eerder aangegeven denk mijn fractie eerder aan een vermindering van het aantal uren dat een docent voor de klas moet staan.[4] In vergelijking met andere landen blijkt dat het aantal lesuren in Nederland relatief hoog ligt. [5]De ChristenUnie-fractie realiseert zich dat dit een enorme operatie is, vergelijkbaar met de operatie groepsgrootte in het basisonderwijs, waarmee in 2006, volgens de tiende voortgangsrapportage[6], een bedrag van €658 miljoen is gemoeid. Een bedrag overigens wat ik niet terug vind in de begroting zelf. De klassenverkleining heeft de werkdruk gedeeltelijk verminderd en daarmee bijgedragen aan de aantrekkelijkheid van het beroep.[7] Waarom zouden we niet nog eens zo’n structurele beweging in gang zetten, nu het toekomstperspectief wat betreft het lerarentekort zo somber is? De ChristenUnie-fractie vraagt de minister of zij bereid is om deze fundamentele discussie te voeren en onderzoek te doen naar het geschatte effect en de kosten?
Als het nodig is, zullen we bereid moeten zijn om te investeren in onderwijs. Dat geldt ook voor de invoering van de nieuwe gewichtenregeling. Vorige week hebben we daar over gesproken. Helaas is de invulling van de nieuwe regeling vooral een rekenkundige exercitie geworden en niet vooral gebaseerd op een inhoudelijke keuze op grond waarvan een kind in aanmerking zou moeten komen of niet. November vorig jaar diende de ChristenUnie-fractie een motie[8] in om de drempel voor de nieuwe gewichtenregeling vast te stellen op 3%, die motie is toen aangehouden. De minister berekende dat de totale herverdeeleffecten daarvan €60 mln. zijn.[9] Ik stelde al eerder dat een keuze voor deze drempel een politieke is. Aangezien de financiële effecten pas voor de begroting van 2007 mee genomen hoeven te worden, is de ruimte er nu nog. Voor de telling maakt het niet uit, de gewichten kunnen hetzelfde blijven. De telling kan dan gewoon per 1-8-2006 worden gehouden, alleen wordt het totaalbedrag van de herverdeeleffecten hoger. We kunnen de minister de opdracht geven in de begroting van 2007 dit financiële probleem te regelen. Ik stel voor dat te doen en zal mijn motie over de 3 procent in stemming laten brengen.
Vanuit het onderwijsachterstandenbeleid is de overstap naar het speciaal onderwijs eenvoudig gemaakt. Voorzitter, wij zijn blij met de motie Verhagen c.s., zoals ingediend bij de algemene politieke beschouwingen. Daarin werd een eerder voorstel van de ChristenUnie-fractie (motie Slob c.s.) om de klassen van zeer moeilijk lerende kinderen te verkleinen, voorzien van een dekking van 15 mln. Dat was nodig omdat de minister niets met deze door de Kamer aangenomen motie had gedaan. Dit ondanks een eerder gedane toezegging zich maximaal in te spannen. Ze vond het zelfs niet nodig de motie in de begroting te vermelden. In aansluiting op de brief m.b.t. de uitwerking van de motie wil ik wijzen op een daarmee verwant probleem. Er bestaan op dit moment ZML-MG scholen die VSO-leerlingen op school hebben, die niet in de omgeving zomaar terecht kunnen. Deze scholen krijgen daarvoor echter geen bekostiging, omdat er geen sprake is van een VSO-afdeling. Als zij wel als VSO-afdeling erkend zouden worden, dan krijgen de leerlingen op die scholen de zelfde mate van begeleiding als de leerlingen op andere scholen. Op die manier zou dan ook voor hen de n-factor verlaagd kunnen worden, conform de motie-Verhagen. Bent u bereid om deze VSO leerlingen op dezelfde manier tegemoet te komen?
Een andere vorm van achterstandsbestrijding betreft de bestrijding van dyslexie. Een heel grote groep kinderen heeft hier in meer of mindere mate mee te worstelen. Onze jongerenorganisatie Perspectief heeft over deze problematiek en de aanpak een lezenswaardige notitie geschreven, te vinden op onze website. De belangrijkste conclusies van hun notitie worden onderschreven door de vorige week verschenen rapportage van het Masterplan Dyslexie. Op de initiële opleidingen voor leraren primair onderwijs (de pabo’s) en voor voortgezet onderwijs ( de lerarenopleidingen) wordt slechts in zeer beperkte mate aandacht besteed aan leesproblemen en dyslexie. Er is een groot gebrek aan deskundigheid en professionaliteit. Met grote gevolgen voor de leerlingen, die ze hun leven lang meedragen. Als het niet voldoende en op tijd kan worden onderkend door de leerkrachten en docenten, bieden goede protocollen geen soelaas. Dat er zo weinig aandacht aan dyslexie wordt besteed heeft onder meer te maken met het feit dat lerarenopleidingen op dit punt onderling niet samenwerken. Deelt de minister met de ChristenUnie-fractie dat het duidelijk is dat er in de lerarenopleidingen en pabo’s meer aandacht besteed dient te worden aan het herkennen en inspringen op dyslexie dan dat er tot nu toe veelal gedaan wordt? Op welke wijze gaat zij dit bevorderen? Hoe zorgt ze er voor dat basisschoolleraren bekend zijn met de theorie en bestaande protocollen voor dyslexie? En hoe kunnen we scholen duidelijk maken dat er voor een vrijblijvende aanpak op dit punt geen ruimte is?
Dan nog kort twee punten van heel andere aard: allereerst het punt van materiële bekostiging. Voor het vijfde achtereenvolgende jaar vindt er geen prijscompensatie plaats op het materiële deel van het budget van de scholen in het vo. De sterk gestegen brandstof- en energieprijzen en schoonmaakkosten doen de uitgaven veel meer stijgen dan het inflatiecijfer doet vermoeden. Kan er nog wel van redelijke bekostiging gesproken worden op dit punt? De brief die de minister stuurde op 24 november bagatelliseert het probleem, mijn fractie kan het echt niet anders zien. Er is een bedrag van 31 miljoen geïnvesteerd, stelt de minister. Maar veel interessanter is natuurlijk de vraag hoe zich dat verhoudt ten opzichte van staat tegenover het totaal aan gemiste prijsbijstelling? Een snelle berekening leert dat materiële bekostiging ongeveer 20 % uit maakt van de post personele en materiële bekostiging in het VO. Uitgaande van het bedrag zoals opgenomen bij de post personele en materiële bekostiging VO ( ruim 5 miljard), dan heb je het over ongeveer 1 mld materiële bekostiging. Als men uit gaat van een percentage van 2 % gemiste prijsbijstelling per jaar en dat vijf jaren op rij, dan kom je inmiddels cumulatief uit op ongeveer 10% van het totaalbudget (100 mln). Dat komt neer op een aanzienlijk bedrag per school. Het kan niet anders of deze bezuiniging heeft effect. En als het wetsvoorstel voor afschaffing van de automatische prijsbijstelling in het po hetzelfde doel beoogt, dan moeten we serieus overwegen daarmee niet akkoord te gaan. Graag een reactie op deze cijfers van de minister. Concreet voorstel mbt prijsbijstelling 2006: 1 mld * 0.02 = 20 mln.
De minister concludeert dat er nog niemand bij haar is langs geweest voor aanvullende bekostiging vanwege financiële problemen door een te krappe materiële exploitatiebekostiging. Maar dat kan natuurlijk niet de conclusie opleveren dat er dan ook niets aan de hand is. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat scholen daardoor uitgaven gewoon niet doen, waarmee de kwaliteit van het onderwijs in het geding komt.
Tot slot: de problematiek van de zittenblijvers. Om meerdere reden een ongewenste situatie. Mijn fractie vraagt aandacht voor een aanpak in de VS waar zittenblijvers verplicht de eerste drie weken van de zomervakantie bijgeschoold worden in de vakken waar ze niet voldeden aan de gestelde overgangscriteria. Na deze bijscholen konden veel leerlingen alsnog overgaan. Wij zouden graag onderzocht zien of het mogelijk een aantal scholen in een gemeente in Nederland op vrijwillige basis een dergelijke zomerschool op te zetten. Is de minister bereid een dergelijk onderzoek uit te voeren?
[1] Nota werken in het onderwijs p. 86
[2] zo blijkt ook weer uit de onderwijsmeter van 2005 (p. 82),
[3] ( mogelijke interruptie of antwoord van de minister: we hebben vorige week net een verslag voor een wetsvoorstel uitgebracht om de onderwijstijd te flexibiliseren, is dat nog niet genoeg?)
[4] Let op: de onderwijsraad over terugbrengen van klokuren in 28600 VIII, nr. 97: Brief minister met het Plan van Aanpak Arbeidsmarkt- en Personeelsbeleid en een beleidsreactie op het advies over werkdruk van leraren: ‘De onderwijsraad opteert niet voor een landelijke vermindering van het aantal contacturen omdat zij van oordeel is dat dit niet < fundamenteel ingrijpt op de oorzaken van werkdruk>. De raad acht vermindering van de lestaak ook niet haalbaar omdat dit scholen voor grote porblemen kan plaatsen.
[5] Nota werken in het onderwijs p. 84
[7] 25065, nr, 27 p. 15 bovenaan
[8] nr. 29800 VIII nr. 64
[9] zie technische toelichting gewichtenregeling nr 27020, 51
Reacties op 'Bijdrage debat Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.