Bijdrage Cynthia Ortega aan het plenair debat inzake huurverhoging op grond van inkomen

woensdag 04 april 2012 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Cynthia Ortega-Martijn aan een plenair debat met minister Spies van Binnenlandse Zaken

Onderwerp:   Wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (huurverhoging op grond van inkomen)

Kamerstuk:   33 129

Datum:            4 april 2012

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Voorzitter. Iedereen wil een dak boven z'n hoofd en zelf kunnen beslissen waar hij woont. Het mooie van ons land is dat wij ernaar streven dat iedere volwassene een dak boven het hoofd heeft. Burgers met een laag inkomen kunnen in een sociale huurwoning terecht, die voor een deel wordt gesubsidieerd. Daarom is de ChristenUnie er geen voorstander van dat mensen die voldoende geld hebben om een duurdere woning te huren of een huis te kopen, in een sociale huurwoning blijven zitten. Zij moeten ervan bewust zijn dat het nu tijd is om anderen te ondersteunen, zoals zij in het verleden werden ondersteund. Sommigen willen wel maar kunnen niet, doordat er geen alternatief is. Anderen blijven gewoon zitten omdat het zo lekker goedkoop is. Dit vraagt om een mentaliteitsverandering. Wat gaat de minister eraan doen om het proces van bewustwording en mentaliteitsverandering te bevorderen?

Mijn fractie vindt dat sociale huurwoningen beschikbaar moeten zijn voor mensen met een laag inkomen. Zij vindt dan ook dat het zogenaamde scheefwonen moet worden aangepakt. De ChristenUnie is echter niet enthousiast over dit wetsvoorstel, waarmee juist het scheefwonen moet worden aangepakt. Allereerst heeft mijn fractie grote twijfels over de effectiviteit van het wetsvoorstel. Er wordt namelijk slechts een klein deel van de woningmarkt aangepakt. Het gevolg hiervan is dat mensen die door dit wetsvoorstel een hogere huur moeten betalen én willen verhuizen, geen alternatief hebben. De koopmarkt zit namelijk nog steeds op slot en de particuliere huurmarkt is in het segment tot €1000 ook nauwelijks een alternatief. Dit wetsvoorstel zal daar niet snel verandering in brengen. Waarom zou men eigenlijk verhuizen als de huur met een paar tientjes stijgt, terwijl verhuizen veel duurder is? Als iemand er dan ook niet zeker van is dat hij blijvend een baan zal hebben, is het gevolg daarvan dat men rustig afwacht totdat er meer zekerheid is. Het wachten is dan op het moment dat het kabinet de woningmarkt echt aanpakt en een langetermijnperspectief biedt, in plaats van dit soort hapsnapmaatregelen voor te stellen.

Ik heb veel e-mails ontvangen van mensen die boos zijn over de extra huurverhoging op grond van inkomen. Waarom is bijvoorbeeld bij het vaststellen van de inkomensgrens geen rekening gehouden met de samenstelling van het gezin? Bij woningtoewijzing speelt dat vaak wel een rol, maar nu speelt het geen enkele rol. Met dit wetsvoorstel kan het gebeuren dat een corporatie de huur van een alleenstaande met een inkomen van €41.000 niet extra verhoogt, maar een gezin met twee kinderen en een inkomen van €44.000 wel 5% extra huurverhoging oplegt en dat ook nog eens over meerdere jaren. De minister heeft in de schriftelijke ronde geen enkel argument gegeven dat dit verschil rechtvaardigt. Zij gaat ervan uit dat de corporaties maatwerk leveren, maar tegelijkertijd worden corporaties haast gedwongen om de ruimte van de extra huurverhoging te gebruiken. Zij moeten namelijk geld vinden om de corporatieheffing van het kabinet te kunnen betalen. Alleen al op dit punt is het wetsvoorstel niet evenwichtig. Juist in een periode van forse bezuinigingen heeft het grotere effecten op de bestedingsruimte van huurders en dus ook op de economie.

De ChristenUnie heeft zes principiële bezwaren tegen het wetsvoorstel. Een aantal daarvan heb ik in een amendement verwerkt. Het eerste principiële bezwaar van de ChristenUnie is dat het wetsvoorstel al wordt uitgevoerd terwijl deze Kamer en de Eerste Kamer er nog over moeten besluiten. Er geldt echter niet voor niets een geheimhoudingsplicht voor de Belastingdienst. Ik vraag mij echt af of de ministeriële ontheffing kan worden ingezet om hier met terugwerkende kracht van af te wijken. Het opleggen van een verbod is niet hetzelfde als het creëren van een wettelijke grondslag voor verwerking. De wetswijziging en de daarop vooruitlopende verstrekkingen van persoonsgegevens door verhuurders en de Belastingdienst zijn hierdoor volgens advocatenkantoor Kennedy Van der Laan in strijd met artikel 10 van de Grondwet en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Graag krijg ik daarop een reactie van de minister.

Er is ook geen dringende noodzaak voor terugwerkende kracht. Bovendien zijn ook niet-overheidsorganisaties bij de uitvoering betrokken en dat vraagt juist om grote terughoudendheid bij het inzetten van een dergelijk fors middel.

Daarnaast zijn de uitvoeringsregels die de privacy moeten waarborgen nog niet vastgelegd in de ministeriële regeling. Ik heb daarom een amendement ingediend dat regelt dat artikel 3 wordt geschrapt zodat de wet pas ingaat als de wet is aangenomen. Graag een reactie daarop.

Een tweede principieel bezwaar van de ChristenUnie is gelegen in de privacy. Verhuurders zijn al massaal inkomensgegevens aan het verzamelen, hetgeen tot grote onrust heeft geleid onder huurders. De Belastingdienst zegt weliswaar alleen ja of nee op de vraag van de corporatie of het inkomen hoger is dan €43.000 maar de huurder heeft totaal geen controle hierop. Als gegevens niet kloppen, moet de huurder hier achteraf tegen in verweer komen. Bovendien is het risico op misbruik groot omdat niet te controleren is hoeveel mensen bij een corporatie of particuliere verhuurder toegang hebben tot het wachtwoord bij de Belastingdienst. Volgens de ChristenUnie is ook onvoldoende aangetoond dat het doel van het wetsvoorstel, namelijk de doorstroming bevorderen, gehaald zal worden. Kortom, het is niet aangetoond dat schending van de privacy noodzakelijk is om het scheefwonen te bestrijden. Ik krijg hierop graag een reactie.

De ChristenUnie heeft daarom in de schriftelijke ronde voorgesteld de volgorde om te draaien door de huurder zelf de verklaring bij de Belastingdienst te laten aanvragen zodat de huurder in staat is om fouten eerst bij de Belastingdienst te corrigeren en de huurder ook weet welke gegevens bij de verhuurder bekend zijn. De minister heeft geantwoord dat dit te belastend zou zijn voor huurders. Ze weten immers niet of de verhuurder gebruik wil maken van de mogelijkheid van een boveninflatoire verhoging van de huurprijs. Dit veronderstelt dat huurders elk jaar bij de Belastingdienst zouden moeten aankloppen. Dat is helemaal niet nodig. De verhuurder kan in dit alternatieve voorstel immers per brief aan de huurder laten weten dat hij een extra huurverhoging wil opleggen. De huurder kan hier vervolgens bezwaar tegen maken door de verklaring van de Belastingdienst over te leggen die aantoont dat het inkomen lager is dan €43.000. Als de huurder weet dat zijn inkomen hoger is dan €43.000 zal hij geen bezwaar maken en is dus ook de verklaring van de Belastingdienst niet nodig. Het is administratief misschien wat lastiger voor zowel de verhuurder als de huurder, maar het is qua privacy wat mijn fractie betreft wel zuiverder. Zo houdt de huurder controle over zijn eigen gegevens. Bovendien zal het aantal verzoeken bij de Belastingdienst veel lager zijn. Ik heb daarom een amendement in voorbereiding dat regelt dat niet de verhuurder maar de huurder een verklaring kan vragen bij de Belastingdienst. Ik zal dat amendement als het eenmaal gereed, ook ter advisering voorleggen aan Actal.

Met dit amendement los ik eigenlijk ook een tweede privacyprobleem op. Indien een huurder bezwaar wil maken, moet die volgens het wetsvoorstel alsnog al zijn inkomensgegevens verstrekken aan de verhuurder, iets wat de minister met de route via de Belastingdienst juist wilde voorkomen. Met mijn amendement krijgt de verhuurder altijd alleen de verklaring van de Belastingdienst.

Een derde privacypunt is dat de verhuurders ook gebruik kunnen maken van inkomensgegevens waarover ze al beschikken, bijvoorbeeld omdat een huurder die gegevens heeft verstrekt bij het aangaan van het huurcontract. Volgens de minister is dit geen punt, omdat de gegevens immers door de huurder zelfs zijn verstrekt en de huurder ze alleen opnieuw te zien krijgt als onderbouwing van het voorstel voor huurverhoging. Maar daar zit nu juist de crux. De huurder heeft de gegevens vaak moeten verstrekken om überhaupt de woning te kunnen huren. Dat betekent dus nog geen akkoord van de huurder om deze gegevens voor andere doelen te gebruiken. Als de verhuurder dat wel doet, kan die theoretisch huurders ongelijk behandelen. Zo kan er alleen een voorstel voor extra huurverhoging worden gestuurd naar huurders van wie toevallig de inkomensgegevens bekend zijn. Dit toont aan dat we veel strenger moeten zijn in de regels rond het bewaren van gegevens. Ik heb daarom een amendement op stuk nr. 12 ingediend dat regelt dat corporaties de inkomensgegevens die ze uit andere bronnen hebben verkregen, niet langer mogen bewaren dan strikt noodzakelijk. Ik krijg hierop graag een reactie.

Artikel 8 van het EVRM en de Wet bescherming persoonsgegevens wegen zwaarder naarmate het doelbereik van een wet waarbij de privacy wordt beperkt, kleiner is. Nu is het zeer de vraag of de doorstroming echt op gang zal komen als gevolg van dit wetsvoorstel, en of de minister erkent dat voor veel huurders dit wetsvoorstel puur en alleen een extra huurverhoging zal betekenen en niet direct zal leiden tot de doorstroming. Kan het wetsvoorstel op dit punt wel standhouden bij de rechter?

Een derde principieel bezwaar is het rekenen met het huishoudinkomen. Natuurlijk worden huishoudens altijd nog beschermd door de maximale huur, maar zeker in schaarse gebieden betekent een en ander wel dat gezinnen nog met forse huurverhogingen te maken kunnen krijgen, alleen vanwege het feit dat er nog thuiswonende kinderen zijn met een bijbaan. Die kinderen hebben vaak een bijbaan om hun studie te betalen of om te sparen, opdat zij straks een startkapitaal hebben voor het kopen van een huis. Ouders moeten hiervoor niet gestraft worden. Het zou alleen maar stimuleren dat studenten eerder het huis uitgaan met als gevolg meer aanvragen voor een uitwonende beurs. Bovendien telt het inkomen van kinderen niet mee bij de woningtoewijzing, de zogenaamde €43.000-grens. Waarom telt dat inkomen dan wel mee bij huurverhoging op grond van dit wetsvoorstel?

Volgens de ChristenUnie is het juridisch aanvechtbaar het inkomen van kinderen mee te tellen, omdat kinderen geen partij zijn in het huurcontract en in principe slechts tijdelijk bij de ouders wonen. Ik heb daarom een amendement in voorbereiding waarmee wordt geregeld dat voor de toepassing van deze wet alleen de inkomens van de hoofdhuurder en de eventuele partner meetellen, maar inmiddels zijn er vergelijkbare amendementen ingediend door de SP en GroenLinks. Ik kan mij dus voorstellen dat we in de loop van het debat kunnen komen tot een gezamenlijk amendement. Kan de minister bevestigen dat uitschrijving uit de GBA van vertrekkende kinderen of onterecht ingeschreven personen voldoende bezwaargrond is tegen extra huurverhoging?

Het vierde principiële bezwaar van de ChristenUnie is dat de minister nergens definieert wat wordt verstaan onder scheefwonen. Je kunt niet alleen op basis van inkomen spreken over scheefwonen. Ik noemde al het bizarre verschil dat kan ontstaan tussen gezinnen en alleenstaanden als alleen naar het inkomen wordt gekeken. Ook het huidige huurniveau zou moeten meewegen. De ene scheefwoner woont namelijk veel schever dan de andere. Als je hier geen rekening mee houdt, maar alleen kijkt naar het inkomen en of het maximale huurniveau al bereikt is, dan kan het effect van dit wetsvoorstel heel oneerlijk uitpakken. De minister negeert dit en gaat ervan uit dat corporaties maatwerk leveren. Als zij corporaties zo vertrouwt, waarom kiest zij dan niet voor een huursombenadering, waarbij corporaties de huur met gemiddeld 1% of 2% extra mogen verhogen en het zelf verder mogen invullen? De minister doet dit niet omdat de inkomens beneden de €43.000 beschermd moeten worden. De ChristenUnie is ook een voorstander van het beschermen van huishoudens met lagere inkomens, maar door dit voorstel van de minister ontstaan wel perverse effecten. Ik wil graag een reactie hierop.

Een bijzondere groep zijn de huurders die al voor 1989 woningen gingen huren. Al deze huurcontracten zijn niet geliberaliseerd, hoeveel waarderingspunten de woningen ook hebben. Het gevolg hiervan is dat deze groep op grond van inkomen te maken kan krijgen met een huurstijging van 5% zo lang de maximale huur nog niet is bereikt, ook al is de huur bijvoorbeeld €1200. De minister kan toch niet menen dat dit scheefwoners zijn? Deelt de minister mijn mening dat alleen daarom al het voor deze groep opvragen van het inkomen bij de Belastingdienst niet wenselijk is? Verhuurders grijpen nu alle mogelijkheden van de wet aan op dit punt. Vesteda geeft deze inwoners 5% extra huurverhoging, terwijl de verhuurder de huren van vergelijkbare woningen die wel geliberaliseerd zijn, slechts met de inflatiecorrectie verhoogt. Graag wil ik een reactie van de minister op deze casuïstiek. Ik overweeg dan ook een amendement in te dienen dat de werking van het wetsvoorstel beperkt tot woningen met maximaal 144 WWS-punten.

Scheefwonen kan niet los worden gezien van de huurtoeslag. De minister stelt steeds dat er bij inkomensterugval altijd nog de huurtoeslag is.

Dat geldt echter niet voor woningen die nu nog net onder de liberaliseringsgrens vallen, maar door de extra huurverhoging boven deze grens uit komen. Als het inkomen vervolgens terugvalt, is er geen recht meer op huurtoeslag omdat de huur hiervoor te hoog is geworden. Ik heb een amendement in voorbereiding om dit te repareren. Je kunt mensen in een degelijke situatie immers niet dwingen om een goedkopere sociale huurwoning te zoeken terwijl zij al in een sociale huurwoning wonen.

Het vijfde punt is dat inkomensmaatregelen naar de mening van de ChristenUnie bij de Belastingdienst thuishoren en niet bij de verhuurders. Waarom kiest de minister er niet voor, de maximale huurstijging voor alle huurwoningen te verhogen en dat te combineren met een verhoging van de huurtoeslag zodat overheidssteun terechtkomt bij de echte doelgroep en het gat tussen sociale huur en particuliere huur en tussen huur en koop wordt gedicht? Dat is pas hervormen. Doordat de minister geen onderscheid maakt tussen inkomensbeleid en huurbeleid ontstaan ongewenste effecten. Bijvoorbeeld voor mensen die bijna met pensioen gaan, wordt het aantrekkelijk om minder te gaan werken om zo doende een extra huurverhoging, die nadat zij met pensioen zijn gegaan niet wordt teruggedraaid, te voorkomen. En dat terwijl dit kabinet juist wil dat mensen langer blijven werken. Zzp'ers met een wisselend inkomen moeten elk jaar weer hun inkomen opgeven bij de verhuurder. Zij voelen de extra huurverhoging in de volgende jaren als hun inkomen weer is gedaald. Graag hoor ik een reactie van de minister op deze ongewenste effecten.

De minister schrijft dat de huur van doelgroepwoningen zoals seniorenwoningen natuurlijk niet extra hoeft te worden verhoogd. Gaat zij dit met de corporaties afspreken? Als dat niet het geval is, wordt deze groep afhankelijk van de willekeur van de verhuurder. Veel senioren wonen in voor hen wel prima geschikte, maar niet gelabelde woningen. Ik overweeg ook op dit punt een amendement in te dienen.

De minister schrijft dat huurders bij inkomensterugval een beroep op de verhuurder kunnen doen. Dat is volslagen willekeur. Is de minister bereid om hierover met Aedes afspraken te maken?

Het zesde bezwaar van de ChristenUnie is dat met dit wetsvoorstel slechts een klein onderdeel van de problemen op de woningmarkt wordt aanpakt. Er is geen integrale aanpak. Dat leidt ertoe dat het beoogde effect van de maatregel ongedaan wordt gemaakt door andere maatregelen. Wat moeten huurders die te maken krijgen met extra huurverhoging, in een schaarstegebied? De huurverhoging kan een prikkel zijn om te verhuizen, maar als de huur van de nieuwe woning extra hoog is door de extra schaarstepunten, is het effect van dit wetsvoorstel in één klap weg.

Het is fijn voor de corporaties, die wat extra huurpenningen krijgen, maar de woningmarkt blijft op slot zitten. Een integrale aanpak van de woningmarkt is nodig, dat is echt waar, en dus niet om een pleister te plakken, waar deze minister mee bezig is. De ChristenUnie hoopt oprecht dat uit het Catshuis niet nog meer pleistertjes en verbandjes komen voor de woningmarkt, maar echte hervormingen.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.


Labels
Bijdragen
Cynthia Ortega

« Terug

Archief > 2012 > april