Bijdrage Cynthia Ortega aan plenair debat Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting

woensdag 11 april 2012 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Cynthia Ortega-Martijn in een plenair debat met minister Spies van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Onderwerp:   Herziening van de regels over toegelaten instellingen en instelling van een Nederlandse Autoriteit toegelaten instellingen volkshuisvesting (Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting)

Kamerstuk:   32 769

Datum:            11 april 2012

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik heb het voorstel gedaan dat wij dat percentage verhogen van 10% naar 33,3%. Ik vind het trouwens wel interessant dat de VVD nu opeens zegt dat een zorgcentrum niet zou mogen, want ik begrijp net nu juist dat daarvoor een uitzondering werd gemaakt. Dus blijkbaar heeft de VVD ook nog niet een duidelijk beeld van wat zij nu eigenlijk wil.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Voorzitter. Wij bespreken vandaag een heel technisch maar ook belangrijk wetsvoorstel. Het gaat om de vraag welke taken woningcorporaties hebben en hoe wij dit goed afbakenen in verband met de Europese staatssteunregels. Uiteindelijk raakt dit de huurder.

In hoeverre mag hij bijvoorbeeld meepraten over het onderhoud van zijn huis? Het raakt ook de potentiële huurder. Komt hij in aanmerking voor een nieuwe sociale huurwoning of is zijn inkomen daarvoor te hoog?

Voordat ik inga op het wetsvoorstel wil ik de minister bedanken voor de zeer uitgebreide nota van wijziging die zij naar de Kamer heeft gestuurd. Er is serieus gekeken naar allerlei vragen uit de Kamer. De ChristenUnie steunt dan ook de aanscherpingen uit de nota van wijziging die onder meer regelen hoe corporaties kunnen splitsen en dat de Financiėle Autoriteit woningcorporaties meer sanctiebevoegdheden krijgt, zoals het geven van een last onder dwangsom en de aanwijzingsbevoegdheid.

Ook is artikel 37 over het accountantsverslag aangepast naar aanleiding van opmerkingen van de fracties van de ChristenUnie en het CDA, waarvoor onze dank.

Voor de ChristenUnie staan bij dit wetsvoorstel vier zaken centraal. Ten eerste moeten corporatiewoningen toegankelijk zijn voor de doelgroep. Mensen die niet op andere wijze in huisvesting kunnen voorzien, moeten terecht kunnen in een sociale huurwoning. Ten tweede zijn corporaties maatschappelijke ondernemingen. Dat betekent dat zij een hechte relatie met een lokale overheid moeten hebben. De corporaties bedienen een regionale woningmarkt en moeten goed samenwerken met de gemeenten in hun werkgebied. Ten derde moeten corporaties weer terug naar hun roots. Ze zijn vaak opgericht door huurders, maar bij sommige corporaties is het ondernemen belangrijker geworden dan het maatschappelijke, met Vestia als recent dieptepunt. Ten vierde is er goed toezicht op de financiële handel en wandel van corporaties nodig. Risico's moeten worden beperkt. Corporaties moeten niet voor bank spelen. Goed toezicht, zowel intern als extern, is dan ook noodzakelijk.

In het wetsvoorstel ligt de nadruk vooral op dit laatste punt, terwijl volgens de ChristenUnie ook de relatie tussen verhuurders en huurders moet worden verbeterd, zowel de huurders als collectief als de individuele huurder. Welke visie heeft de minister hierop?

Aanleiding voor het wetsvoorstel zijn de regels van de EU over het scheiden van de commerciële activiteiten van corporaties en de sociale volkshuisvesting en maatschappelijke activiteiten van corporaties, de zogenaamde diensten van algemeen economisch belang, kortweg DAEB. Aan dit onderscheid tussen DAEB en niet-DAEB is de eis gekoppeld dat sociale huurwoningen voor 90% moeten worden toegewezen aan inkomens onder €34.085. Wij hebben al verschillende keren over deze grens gesproken. Voor de ChristenUnie had hij wat hoger mogen liggen. Immers, zeker in de huidige woningmarkt vallen inkomens vlak boven €34.085 tussen wal en schip. Wij wachten de resultaten af van de besprekingen van de minister in Brussel om de grens toch te verhogen. De minister biedt in het wetsvoorstel een handreiking door de mogelijkheid om woningen te verschuiven van DAEB naar niet-DAEB, zodat er meer woningen beschikbaar komen voor de middeninkomens. De ChristenUnie had liever een integrale herziening van de woningmarkt gezien. Wij willen in ieder geval voorkomen dat de inkomensgrens zonder tussenkomst van de Kamer wordt verlaagd. Ik heb hiertoe een amendement in voorbereiding. Volgens dit amendement wordt de grens vastgelegd in de wet, uiteraard inclusief indexatie. Ik verneem graag een reactie van de minister hierop.

In het wetsvoorstel wordt geregeld wat DAEB en niet-DAEB is. Op zich verandert er niet zo veel ten opzichte van de huidige situatie. Over de uitvoerbaarheid heeft de ChristenUnie echter toch wat vragen. Neem een huisartsenpraktijk. Volgens Europa is een huisartsenpraktijk niet-DAEB. De praktijk mag echter wel binnen het maatschappelijke vastgoed vallen, mits niet meer dan 10% van de vloeroppervlakte ingenomen wordt. Is de 10%-grens voor dit soort functies niet te beperkt? Hoe moet ik dit zien als er sprake is van een gemeenschappelijke ruimte binnen maatschappelijk vastgoed, gebruikt door zowel commerciële partijen als door openbare instellingen en niet-gouvernementele organisaties?

Corporaties moeten DAEB- en niet-DAEB-activiteiten ook administratief scheiden. De minister maakt een uitzondering voor kleine corporaties met minder dan 1000 woningen. De ChristenUnie vraagt haar deze grens nader te onderbouwen. In de Mededingingswet geldt een grens van 40 mln. Naar ik begrijp, wijkt de minister hiervan af omdat anders 75% van de corporaties geen administratieve scheiding zal hoeven door te voeren. De ChristenUnie wil echter onnodige hoge lasten voor corporaties voorkomen. Waarom heeft de minister de grens niet wat hoger gelegd, bijvoorbeeld bij 2000 woningen?

Ik kom bij mijn volgende punt: de rol van gemeenten. Voor corporaties is het van belang om te weten welk beleid de gemeenten ten aanzien van volkshuisvesting voeren. Volgens artikel 44 moeten corporaties daarom jaarlijks overleggen met de gemeenten. Dit is echter niet verplicht als er geen gemeentelijk beleid op papier staat. De ChristenUnie vindt lokale binding van belang en meent daarom dat iedere gemeente een woonvisie moet hebben en dat er jaarlijks overleg moet zijn met de corporaties die actief zijn in een gemeente.

Ik heb hiervoor amendement-Ortega-Martijn op stuk nr. 13 ingediend. Hoe de gemeente de woonvisie invult behoort tot haar autonomie. We mogen wel van gemeenten vragen in ieder geval enkele uitgangspunten op te stellen.

In amendement-Ortega-Martijn op stuk nr. 9 stel ik voor de verhouding tussen corporaties en gemeenten te verduidelijken. Er is namelijk een verschil tussen de taken op het gebied van volkshuisvesting en andere taken. Tevens stel ik in dit amendement voor de projectsteun te beperken tot de volkshuisvestingtaak. In de praktijk wordt projectsteun nauwelijks ingezet omdat corporaties onderling tot oplossingen komen of fuseren. Er is natuurlijk ook nog de achtervang als het fout gaat. Door de projectsteun te beperken tot de volkshuisvesting kan het landelijke potje met geld dat hiervoor beschikbaar is, worden beperkt. Ik vraag een reactie van de minister op dit punt.

Ik ga over naar het werkgebied van de corporaties. Volgens de minister biedt het wetsvoorstel voldoende waarborgen voor de lokale binding van toegelaten instellingen. Toch heeft mijn fractie grote vragen bij de trend dat door fusies, maar ook door uitbreiding van het werkgebied, landelijk opererende organisaties ontstaan. Aan een steeds grotere schaal van opereren en verspreiding van activiteiten over het land zijn risico's verbonden. Ik hoef alleen maar naar de Vestia-affaire te verwijzen. Mijn fractie vindt het verstandig als uitgangspunt te nemen dat toegelaten instellingen hun werkgebied beperkt houden tot een samenhangende woningmarktregeling. Ik heb een amendement in voorbereiding waarin wordt geregeld dat voor het opereren buiten de eigen regio toestemming van de minister nodig is.

Ik kom op mijn derde punt, de positie van de huurders. In de Wet op het overleg huurders verhuurder is opgenomen dat huurdersorganisaties het recht hebben op informatie, overleg en advies met betrekking tot onder meer het aan- en verkoopbeleid van de verhuurder. Ook moeten de verhuurders overleggen met de huurdersorganisaties over de beleidsvoornemens voor de komende vijf jaar. Hiermee ligt echter nog niet de procedure vast voor de betrokkenheid van huurdersorganisaties wanneer corporaties het werkgebied daadwerkelijk willen uitbreiden. Ik overweeg een amendement in te dienen waarin expliciet wordt geregeld dat huurdersorganisaties in een dergelijk geval om een zienswijze moet worden gevraagd. Ik vraag hierop een reactie van de minister.

In de nota naar aanleiding van het verslag stelt de minister dat zij dit een grote administratieve last vindt, zonder dit te onderbouwen. Wel zal het lastig zijn voor toegelaten instellingen die al in veel gemeenten werkzaam zijn. De vraag is of de enorme schaal die een paar corporaties hebben, wel zo wenselijk is. Terecht stelt de minister dat de belangen van de huurdersorganisatie niet overeen hoeven te komen met de belangen van de gemeenten. Van de gemeenten mag wel worden verwacht dat deze belangen worden afgewogen. Ik vraag de minister dit verder toe te lichten.

In amendement-Ortega-Martijn op stuk nr. 11 wordt geregeld dat huurdersorganisaties, als zij aanwezig zijn, ook bij toelating van een instelling een zienswijze hebben. In mijn eerder genoemde amendement op stuk nr. 13 over de verplichte woonvisie regel ik ook een betrokkenheid van huurdersorganisaties bij het opstellen van de gemeentelijke woonvisie. Het is mooi dat in artikel 43, lid 2 van het wetsvoorstel is geregeld dat overleg plaatsvindt tussen de corporatie en de huurdersorganisaties over de voorgenomen werkzaamheden in de komende vijf jaar. Huurders hebben al op basis van de Wet overleg huurders verhuurder adviesrecht op het bod dat een corporatie doet op de prestatieafspraken die met de gemeente worden gemaakt. Waarom worden huurdersorganisaties niet volwaardig partij gemaakt in deze prestatieafspraken? In dat geval wordt voorkomen dat de corporatie en de gemeente afspraken maken die wellicht in het belang zijn van de gemeente en de corporatie, maar waarvan de rekening bij de huurders komt te liggen.

Er zijn helaas genoeg voorbeelden waarbij het taakveld van de corporaties in overleg met de gemeenten veel te ver is opgerekt. Dat gaat soms gepaard met grote verliezen ten koste van huurders, bijvoorbeeld bij Woonbron, Servatius en Rentre.

Een ultieme vorm van huurdersbetrokkenheid is het initiatiefrecht voor huurders. Er lag hiertoe een wetsvoorstel, dat de regering echter heeft ingetrokken. Daar heeft mevrouw Voortman al naar verwezen. Vorig jaar bleek in een AO dat de meerderheid van de Kamer hiervoor toch iets geregeld wil hebben. Waarom is de minister niet met een aangepast voorstel gekomen? Ik overweeg een amendement op dit punt in te dienen, maar ik heb gehoord dat mevrouw Voortman ook al met een amendement komt. Wij gaan dus kijken op welke manier wij dit in elkaar kunnen schuiven.

De ChristenUnie-fractie is blij dat in artikel 53 een fusietoets is opgenomen. Groter is niet altijd beter. Ik heb het amendement-Ortega-Martijn op stuk nr. 12 ingediend om de positie van de huurders in dit artikel nog wat aan te scherpen. Enkele bepalingen die waren voorzien in de Algemene Maatregel van Bestuur, bijvoorbeeld dat huurdersorganisaties zienswijzen kunnen geven, horen in de wet, zeker omdat het voor gemeenten ook op wetsniveau is geregeld.

De ChristenUnie-fractie is blij dat de verhuurders verplicht worden een reglement op te stellen over de betrokkenheid van bewoners bij sloop en andere ingrijpende maatregelen. In de motie-Depla/Ortega-Martijn (31700-XVIII, nr. 34) vroeg ik echter om een lokaal handvest in de vorm van een contract met huurders. De minister kiest nu voor een reglement waar huurders over mogen meespreken. Een soort contract lijkt de ChristenUnie-fractie mooier, omdat het dan geen product is van de verhuurder, maar van verhuurders en huurders samen.

Omdat overleg over het reglement is geregeld en corporaties er in de praktijk zelf voor kunnen kiezen om het reglement de vorm van een contract te geven, vindt de ChristenUnie-fractie dat wij er zo snel mogelijk mee aan de gang moeten. Ik heb wel het amendement-Ortega-Martijn op stuk nr. 10 ingediend met een kleine aanscherping hierop. Ook de gemeente moet betrokken worden bij het opstellen van het reglement en bij Algemene Maatregel van Bestuur moeten nadere voorschriften worden gesteld. Zo staat in het wetsvoorstel nog niet het recht op een second opinion bij sloop, terwijl hier in de motie wel om word gevraagd. Dit kan met dit amendement geregeld worden in een AMvB.

Het toezicht. De affaire-Vestia heeft veel losgemaakt. De minister heeft daarom in artikel 55a, derde lid bij nota van wijziging geregeld dat toegelaten instellingen een reglement moeten opstellen over hun financiële beheer en over de grenzen waarbinnen de daaraan verbonden risico's aanvaardbaar zijn. In de Algemene Maatregel van Bestuur komen hierover voorschriften. In de hoofdlijnen die de minister ons heeft gestuurd, wordt aangegeven dat dit een heel lange lijst gaat worden. Er komen hierin ook normen op basis van het nog te verschijnen advies van de commissie inzake kaderstelling en toezicht woningcorporaties. Hoort de kern van deze voorschriften uiteindelijk niet thuis in dit wetsvoorstel? Is het wenselijk dat hierin verschillen zijn tussen corporaties? Moeten er niet gewoon eenduidige landelijke regels komen? Graag krijg ik een reactie van de minister hierop, want ik overweeg een amendement hierover in te dienen.

Anders dan in enige andere sector staan alle woningcorporaties met elkaar borg voor de corporaties die het niet goed doen. Er is dus een grote wederzijdse afhankelijkheid. Die wederzijdse borgstelling vereist een hoge moraal van de bestuurders en interne toezichthouders, en een aantal fundamentele afspraken. Met het algemeen verbindend verklaren van de Governancecode Woningcorporaties wordt daarin voorzien. Het argument dat dit bij voorkeur aan de sector moet worden overgelaten, is niet meer houdbaar gezien de wederzijdse borgstelling en het feit dat een aantal corporaties zich willens en wetens distantieert van de Governancecode Woningcorporaties.

Waarom regelt de minister dit niet direct in de wet? Ik heb een amendement in voorbereiding waarmee wordt geregeld dat de handhaving van overeenkomsten die algemeen verbindend zijn verklaard, wordt belegd bij de nieuwe Financiële Autoriteit woningcorporaties. Dit hoort wat de ChristenUnie betreft niet thuis bij de sector zelf.

Ook het extern toezicht door de overheid kan volgens de ChristenUnie beter. De wederzijdse borgstelling moet zo stevig mogelijk zijn. Het voorstel voor onderlinge visitatie dat D66 heeft gedaan, spreekt de ChristenUnie daarom aan. Het CPB heeft een benchmark voorgesteld. De regering heeft hiervan afgezien omdat deze zou leiden tot een aanzienlijke lastenstijging voor de sector. Kan de minister deze stelling onderbouwen? Immers, een benchmark is in andere sectoren toch ook heel gebruikelijk, bijvoorbeeld bij drinkwaterbedrijven. Waarom kiest de minister ervoor, het toezicht zo te versnipperen tussen de financiële autoriteit en haar eigen ministerie? Ik heb begrepen dat er zelfs taken naar de minister gaan die nu al informeel bij het Centraal Fonds Volkshuisvesting liggen, dat opgaat in de nieuwe autoriteit. Waarom kiest de minister niet voor één ongedeelde en sterke autoriteit waarin het totale externe toezicht wordt opgenomen en die stevige sanctiebevoegdheden heeft? Op deze manier kan het externe toezicht op een adequate, efficiënte en snelle manier worden toegepast en kan de minister zich richten op de hoofdlijnen van het beleid en het functioneren van het stelsel. Ook op dit punt overweeg ik een amendement.

De relatie tussen intern en extern toezicht is volgens de ChristenUnie te summier opgenomen in het wetsvoorstel. Als de externe toezichthouder in gesprek is met het bestuur van een corporatie, zou het goed zijn als de interne toezichthouder hierover actief wordt geïnformeerd, zodat de interne toezichthouder zo nodig kan ingrijpen. De ChristenUnie stelt daarom een gestructureerde relatie tussen het externe en het interne inzicht voor, waarbij een directe informatie-uitwisseling kan plaatsvinden. Dit zou kunnen in de vorm van een rechtstreekse papieren informatie-uitwisseling, maar ook in de vorm van een gesprek. De frequentie kan worden vastgesteld op basis van het presteren van een corporatie op de externe toezichtgebieden, zoals financiën, staatssteun, rechtmatigheid et cetera. Ik overweeg een amendement op dit punt.

Het wetsvoorstel borgt wat betreft het interne toezicht de onafhankelijkheid van de commissarissen. Waarom worden in artikel 30.4, lid d burgemeesters en wethouders uitgesloten van deze functie? Dit is logisch als het gaat om een corporatie in het eigen werkgebied, maar niet noodzakelijk als het gaat om een corporatie aan de andere kant van het land. Ook op dit punt overweeg ik een amendement. Tevens vraag ik de minister om de maximale zittingstermijn van commissarissen uit de Governancecode Woningcorporaties over te nemen.

Mevrouw De Boer (VVD):

Waarom vindt mevrouw Ortega het misschien niet wenselijk dat burgemeesters en wethouders niet in de raad van toezicht van een woningcorporatie kunnen zitten?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Zij hebben een bepaald belang. Bij een raad van commissarissen moet sprake zijn van neutraliteit en onafhankelijkheid. Het is niet in het voordeel van de raad als burgemeesters en wethouders daarin plaatsnemen.

Mevrouw De Boer (VVD):

Als een wethouder in een raad van toezicht zit, zou het zo kunnen dat hij zijn eigen gemeente voortrekt of dat hij investeringen naar voren haalt. Dat zou het belang kunnen zijn.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Wat is de vraag? Of is het een bevestiging?

Mevrouw De Boer (VVD):

Als ik meedenk met mevrouw Ortega, zou het zo kunnen zijn dat wethouders voorrang geven aan investeringen uit hun eigen gemeente.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Het heeft heel duidelijk te maken met de onafhankelijkheid in dezen.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.


Labels
Bijdragen
Cynthia Ortega

« Terug

Archief > 2012 > april