Arie Slob: Mijnheer de voorzitter. De negatieve uitspraak van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State over de concrete beleidsbeslissingen met betrekking tot de Tweede Maasvlakte is niet alleen een klap in het gezicht van het kabinet, maar zij is ook een klap voor alle betrokkenen, voor de grote natuuren milieuorganisaties in het bijzonder. Wat met veel bombarie werd gepresenteerd als ''een doorbraak in de klassieke tegenstelling tussen economie en natuur en een groene impuls voor de regio'' blijkt de toets der kritiek toch niet te kunnen doorstaan. De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat juist het brede draagvlak ook bij grote natuur- en milieuorganisaties mijn fractie in 2002 heeft doen besluiten, voor de kabinetsvoorstellen te stemmen.
Het is mij een raadsel hoe het mogelijk is dat bij dit megaproject in de ogen van de Raad van State zulke grove fouten zijn gemaakt. Nederland krijgt regelmatig van Brussel te horen dat richtlijnen niet tijdig worden geïmplementeerd. Als wij ze dan wel in nationaal beleid vertalen, doen wij het én niet goed én overzien wij blijkbaar niet de reikwijdte en consequenties van dergelijke richtlijnen. In dit geval ging het om het niet houden aan de eisen van de habitat- en vogelrichtlijn.
Het gaat ook om veel geld en om grote belangen in het havengebied. Keer op keer is aangedrongen op spoed. Dan zorg je er toch op alle niveaus voor dat vertragingen worden voorkomen die je redelijkerwijs kunt voorkomen!
Ik mis die kritische reflectie in de brief van de minister. Zij heeft gereageerd op een inmiddels wel wat vertrouwde, tamelijk laconieke wijze. Ik vraag mij af of daartoe voldoende aanleiding bestaat. Zij constateert in de briefdat ''niet het hart uit de PKB is gehaald''. Eigenlijk zegt de minister: wij hebben een fiets, de banden zijn lek, het zadel en de ketting liggen eraf, maar wij komen nog steeds vooruit. Ik hoor de heer Duivesteijn nu zeggen ''op zichzelfkan dat'', maar de snelheid is er dan behoorlijk uit, en niet zo'n klein beetje ook!
Ik kom te spreken over de inhoud. Op het punt van de zandwinning bestaat nog geen duidelijkheid. Vaststaat dat bij zandwinning buiten de 12-mijlszone geen sprake kan zijn van een concrete beleidsbeslissing die bindend is voor andere bestuursorganen en belanghebben-den. Tot hoeveel vertraging kan de noodzakelijke vergunningsperiode in het meest negatieve scenario leiden?
Dan de Waddenzee. Het kabinet gaat alsnog over tot een aanvullende beoordeling van de effecten van de landaanwinning op de beschermde soorten en habitats van de Waddenzee. Eigenlijk wordt daarmee de verworpen motie van oud-collega Van der Steenhoven uit 2002 alsnog uitgevoerd. Het is begrijpelijk dat natuurliefhebbers en vissers hier blij mee zijn, al blijft ook voor hen de onzekerheid voorlopig bestaan. De visserijsector wijst er in dit kader nog op dat de Tweede Maasvlakte ook gevolgen heeft voor het platvisbestand in de Noordzee.
Ik vind het overigens merkwaardig dat de Europese Commissie blijkbaar wel positief oordeelde over het al verrichte onderzoek. Ik heb daar wat vragen bij. Het verrichte onderzoek is al zo diepgaand geweest als de huidige kennis en technieken toelaten, schrijft de minister. Moeten voor adequaat onderzoek geen nieuwe modellen worden ontwikkeld en kost dat niet zeer veel tijd? Wat zou het betekenen als het nieuwe onderzoek uitwijst dat het project leidt tot aantasting van de waarde van de Waddenzee? Ik vraag dit mede in het licht van het recente arrest van het Hof van Justitie inzake de kokkelvisserij, waar wij met minister Veerman zeer uitvoerig over hebben gesproken. Tot hoeveel vertraging kan, los hiervan, een partiële misschien zelfs wel volledige herziening van de PKB maximaal leiden?
De afdeling oordeelt dat onvoldoende is gewaarborgd dat de instelling van het zeereservaat voorafgaat aan de gefaseerde aanleg van de landaanwinning. In reactie hierop schrijft de minister dat wordt onderzocht ofde afdeling hierin gelijk heeft. Dat vind ik wel heel erg mager. Stel dat de Raad van State wel gelijk heeft, wat dan? Kan dat ook leiden tot een partiële of misschien zelfs wel volledige herziening van de PKB?
De reactie op het vierde punt van de afdeling, het ontbreken van onderzoek naar de gevolgen voor individuele bedrijven in de 750 ha natuur- en recreatiegebied, roept bij ons ook enkele vragen op. Wil het kabinet dit onderzoek wel? Nu lijkt gemikt te worden op een herziening van het streekplan van Zuid-Holland en van de bestemmingsplannen van de betrokken gemeenten. Dat lijkt ons geen goede benadering.
Waarom wordt hier niet gekozen voor de koninklijke weg? Het probleem ligt op het bordje van het Rijk. Het Rijk dient het dus ook zelf op te lossen. Daarom is wijziging, partieel of volledig, van de PKB op dit punt naar onze mening de aangewezen oplossing. Dat zal allicht langer duren dan een streekplanherziening, maar dat mag toch niet de reden zijn om ervan af te zien. Ik neem aan dat de minister hier weinig inhoudelijke bezwaren tegen in kan brengen.
Bij eventuele schade door de aanleg van de Tweede Maasvlakte voor boeren - de 750 ha - en vissers - de visgronden en het visbestand - dient zo spoedig mogelijk duidelijkheid te ontstaan over de wijze waarop gedupeerden schadeloos worden gesteld. Dit mag geen sluitpost van het project worden. LTO Noord vraagt daar terecht aandacht voor. De visserijsector, een van de appellanten bij de Raad van State, dringt aan op een overleg met de minister. Dat lijkt ons niet onredelijk.
Ik rond af. Het kabinet had, veel meer dan het nu doet in de brief, het boetekleed moeten aantrekken. Voor ons hoeft deze behoorlijk grote kink in de kabel niet te leiden tot afstel van dit project. Het kabinet verwacht in april duidelijkheid te kunnen bieden over het vervolg van planning en financiën. Wij wachten de beantwoording van onze vragen af, evenals hetgeen waarmee het kabinet in april zal komen.
Reacties op 'Bijdrage debat Tweede Maasvlakte'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.