Arie Slob: Voorzitter. In november 2004 heeft de vaste commissie voor LNV uitvoerig overleg gevoerd met minister Veerman en met minister Hoogervorst over de dioxineverontreiniging in aardappelproducten. In alle bescheidenheid vraag ik mij af of een spoeddebat toen niet meer op zijn plaats zou zijn geweest dan nu. Wij mogen niet over de inhoud van het rapport spreken, maar op basis van wat ik er in de media van heb gelezen en op basis van de datering van het rapport vraag ik mij hardop af of er nu echt sprake is van veel nieuwe feiten, hoe verontrustend hetgeen over de inhoud van het rapport wordt geschreven ook is.
Tijdens het algemeen overleg in 2004 hebben wij zeer intensief met de ministers gesproken. De minister van LNV heeft toen aangegeven dat hij de crisis in de veevoedersector zat is en dat de Kaderwet diervoeders, die toen nog maar net van kracht was sinds oktober 2004, hard nodig was. Dat werd ook met feiten aangetoond.
Gelet op de discussie die wij nu voeren, vraag ik mij in alle ernst af of het niet beter is dat wij de werking van de jonge kaderwet afwachten, waarbij wij natuurlijk wel de vinger aan de pols moeten houden, voordat wij overhaast beginnen te roepen, vaak ook voor de Bühne, dat er allerlei nieuwe maatregelen moeten worden genomen. Dat doet geen recht aan wat er de afgelopen jaren is gebeurd en aan het vertrouwen dat wij in de kaderwet en in de werking daarvan moeten stellen. In de brief die wij een uur geleden hebben gekregen, staat een voorbeeld waaruit blijkt dat het in de praktijk op die manier kan werken. Die vraag houdt ons in dit debat nadrukkelijk bezig.
De heer Tichelaar (PvdA): U zegt: laat de Kaderwet diervoeders zijn werking ver-krijgen. Kunt u mij uw reactie geven op het rapport van de Voedsel- en warenautoriteit over 2004?
Arie Slob: Ik dacht dat u in november 2004 ook aanwezig was bij het debat dat wij toen hebben gehad over de dioxineverontreiniging van de aardappel-producten. Was u daarbij aanwezig?
De heer Tichelaar (PvdA): Voordat u hier een misverstand oproept, wil ik even zeggen dat het mij daar niet om gaat. Ik wil een inhoudelijk oordeel van u horen. U betoogt hier dat de Kaderwet diervoeders nieuwe stijl met nieuwe bevoegdheden eerst zijn werking moet krijgen, voordat wij een onzinnig debat beginnen. Dat is uw bijdrage. Ik vraag u of u kennis genomen hebt van het rapport van de VWA in 2004 en van de conclusies die daarin worden getrokken.
Arie Slob: Natuurlijk zijn er bij het onderwerp waar wij nu over praten ernstige zaken aan de orde. Laat daarover geen misverstand bestaan. Ik wil daar straks nog een aparte opmerking over maken en die is mede gerelateerd aan het rapport dat u noemt en aan discussies die wij in de Kamer met elkaar voeren. Het gaat echter om iets anders. Wij hebben er in november openhartig en krachtig over gesproken dat wij in oktober een kaderwet in werking hebben laten treden, waarvan wij in november zeiden dat deze nu eerst zijn werking moet kunnen doen. De eerste vruchten daarvan zien wij nu, daar hebben wij voor het kerstreces over kunnen spreken. In de brief die wij vandaag hebben gekregen, staat er ook weer een wapenfeit van. De ernst van de zaak mag absoluut niet gebagatelliseerd worden. Wij praten over een bepaalde bijlage van het rapport, want er staat veel meer in waar wij het hier vanmiddag over hebben. Wij moeten dat serieus nemen, maar wij moeten ook oppassen dat wij niet doen alsof er niets meer is gebeurd sinds de nu openbaar geworden feiten op papier zijn gezet. Wij moeten niet doen alsof sinds die tijd alles maar zijn beloop zou hebben gekregen en alsof de politiek verantwoordelijken in deze zaak met de armen over elkaar zouden hebben gezeten. Dat zijn in ieder geval niet de feiten die wij registreren.
De heer Tichelaar (PvdA): Ik heb niet gezegd dat deze bewindslieden niets doen of dat de Kamer niets doet. Ik constateer dat de VWA in haar rapport over 2004 zegt dat zij geen gebruik kan maken van bestuurlijke boetes, dat deze niet worden opgelegd en dat zij helemaal geen zicht heeft op de niet erkende veevoederleveranciers. Dat zijn niet ónze bevindingen, dat zegt de VWA, die op 18 oktober begonnen is met de toepassing van de nieuwe Kaderwet diervoeders. Daar vraag ik uw reactie op.
Arie Slob: Voorzitter. Ik ga over mijn eigen antwoorden, dus als mijn antwoord de heer Tichelaar niet bevalt, is dat ook een gegeven. Ik geef juist aan dat wij met elkaar daarover in gesprek zijn geweest in de afgelopen jaren. Voor het laatst hebben wij dat voor het kerstreces nog gedaan. Toen hebben wij aangegeven dat wij de kaderwet eerst zijn werking moeten laten doen. Als de resultaten die de kaderwet oplevert van bestuurders aandacht vragen voor eventuele verdere actie, dan moeten wij dat natuurlijk niet nalaten. Toch is de aanleiding voor dit debat een zeer gedateerd rapport, waarvan ook nog eens onduidelijk is of het een concept is. Dat vergt naar mijn mening ook nog even aandacht. Dat rapport zet de grootste stempel op dit debat. Daarom wijs ik op het feit dat er wat tijd tussen zit en dat er in de tussentijd ook wel wat is gebeurd. Dat kunnen wij niet veronachtzamen. Dat moet naar mijn mening de toon enigszins matigen die wij hier vanmiddag aanslaan.
Mevrouw Van Velzen (SP): Voorzitter. De heer Slob zegt feitelijk dat er niets nieuws staat in het rapport dat hier aan de orde is. Dat mag voor hem zo zijn. Wil hij daarmee zeggen dat hij in de tijd dat de Kamer al die discussies had over de veevoersector en over de MPA-crisis wist dat er bestuurders zijn die economische belangen voor laten gaan op bestuurlijke verantwoordelijkheid? Wil hij daarmee zeggen dat hij toen wist dat de overheid zich soms als dader opstelt? Wist hij al die zaken? En waarom heeft hij dat toen niet aan de orde gesteld?
Arie Slob: Voorzitter. Ik heb zelf straks ook een vraag over het vertrouwelijk houden van dit rapport en het feit dat er zaken in staan die niet bij ons bekend waren, zeker niet in de details die mevrouw Van Velzen noemt. Over de reden waarom de regering besloten heeft om die gegevens niet aan de Kamer te overhandigen, wil ik straks ook nog een vraag stellen aan het kabinet. Dat acht ik zeer relevant. Ik ben ook niet overtuigd door de inhoud van de brief, waar het de argumentatie betreft dat dit absoluut niet kon.
Mevrouw Van Velzen (SP): Dan neemt u dus feitelijk terug dat dit rapport niets nieuws brengt?
Arie Slob: Nee, voorzitter. Ik heb helemaal niet gezegd dat het rapport niets nieuws brengt. Ik heb mij afgevraagd of de grote lijnen van wat daarin besproken wordt, voor ons in alle opzichten iets heel nieuws is dat in de afgelopen jaren nog niet aan de orde is geweest en nog niet besproken. Het reeds besprokene heeft er immers toe geleid dat wij tot een kaderwet zijn gekomen, waarvan wij met grote klem hebben gezegd dat deze op heel strikte wijze moet worden uitgevoerd en dat er geen enkel licht mag zitten tussen wat wij hier willen en wat de mensen die ermee werken in de praktijk moeten uitvoeren.
Mevrouw Vos (GroenLinks): Ik ben toch enigszins verbaasd over datgene wat de heer Slob nu zegt, omdat ik hem ken als een Kamerlid dat uitermate kritisch is over tal van onderwerpen. Er ligt hier toch een rapport voor met verontrustende feiten en in feite zegt hij nu dat de kaderwet zijn werk doet, dat wij dat zo moeten laten en dat wij verder niet over deze kwestie behoeven te spreken. Zo begrijp ik de reactie van de heer Slob. Kan hij die toelichten?
Arie Slob: Ik ken mevrouw Vos als iemand die de woorden die worden gesproken meestal heel goed naar waarde kan schatten. Ik straal hier niet de houding uit dat wij helemaal niets moeten doen en dat het allemaal wel meevalt. Dit is een tamelijk ernstige situatie, maar wij moeten er wel voor oppassen dat wij onderwerpen, op het moment dat wij daarover met elkaar spreken, onnodig een dusdanige lading geven dat daardoor andere effecten ontstaan die, als het erop aankomt, veel kwalijker zijn dan wat diegenen beoogden die deze zaken op deze wijze naar buiten hebben gebracht. Misschien heeft het feit dat wij ons op deze wijze opstellen ook wel te maken met de kritische houding die wij altijd aannemen.
Ik ben van mening dat wij ook dit rapport in proporties moeten bezien. Eveneens ben ik de mening toegedaan dat wij dit rapport dienen te aanschouwen in het licht van datgene wat reeds over dit onderwerp aan de orde is geweest en met het oog op de activiteiten die op dit punt zowel door het parlement als door de regering al zijn ontplooid. Voor de toekomst is het zeker nodig die activiteiten aan te scherpen. Wij zullen daarover met elkaar van gedachten moeten wisselen. Naar mijn idee kunnen de brief die wij zojuist hebben ontvangen en het verdere overleg daarover hiertoe nadere aanzetten geven. Dat brengt mij bij een opmerking die ik zojuist al heb gemaakt. Ook bij ons leefde nadrukkelijk de vraag waarom wij deze informatie niet hebben gekregen. Wij hebben nu gelezen welke argumenten de minister van Justitie daarvoor aandraagt. Die teksten komen vermoedelijk hoofdzakelijk uit zijn pen. Die minister geeft aan dat men met de opsporing bezig is en dat het verstrekken van gegevens het opsporingsonderzoek kan tegenwerken.
Toch vragen wij ons af of er niet een mogelijkheid was geweest het rapport aan de Kamer te overhandigen door het te anonimiseren en door eventueel de onderdelen uit het stuk te halen die het onderzoek zouden blokkeren. Naar mijn idee was dat wel degelijk een mogelijkheid geweest. Het was mijns inziens mogelijk geweest dit rapport eventueel vertrouwelijk aan de parlementaire commissie te verstrekken die zich met dit onderwerp heeft beziggehouden. Waarom is dat niet gebeurd?
Wij willen de problematiek die aan de orde is absoluut niet bagatelliseren, maar het is naar mijn idee een kwestie van zoeken om daarmee, ook in dit overleg, in wijsheid om te gaan. Wij maken ons ook zorgen over de diervoedersector die na alles wat wij sinds 1990 al aan de weet zijn gekomen maar niet uit de beklaagdenbank lijkt te komen. Dat is toch zorg-wekkend en wij moeten ook scherp zijn omdat deze kwestie de volksgezondheid raakt. Toch herhaal ik ons verzoek om met deze zaak op een verstandige manier om te gaan, zonder dat de balans naar de verkeerde kant uitslaat.
In de brief van de minister lezen wij dat de integriteitsproblemen te maken hebben met de complexe en de onduidelijke regelgeving. Wij vernemen graag vanmiddag of op een later moment waar die knelpunten zitten en wat daaraan zal worden gedaan. Dat is namelijk zeker een zaak die onze volledige aandacht behoort te hebben.
Reacties op 'Bijdrage debat Rapport inventarisatie milieucriminaliteit'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.