Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie) is met het veld enthousiast over de toe-zegging dat bezien zal worden of met ingang van 1 januari 2006 het rugzakje in het BVE-onderwijs kan worden geïntroduceerd. De uitwerking is nog niet op alle punten helder. In welke mate zijn organisaties van gehandicapten zoals de CG-raad en de BVE-raad betrokken bij de uitwerking van de taakverdeling tussen de ministeries? Zij formuleren in hun commen-taar een aantal randvoorwaarden voor de systematiek van de verstrekking. Zij bepleiten bijvoorbeeld de mogelijkheid van een gecombineerde aanvraag en een redelijke termijn waarbinnen de voorziening wordt gerealiseerd. Ookvinden zij dat de voorziening beschikbaar moet zijn op het moment dat die nodig is. Wat vinden de bewindslieden van deze suggesties?
Er is een strakke scheiding tussen Sociale Zaken en Onderwijs. Dit kan voor het BVE-onderwijs op problemen stuiten. Het is daar niet altijd mogelijkom een waterdicht schot aan te brengen. Moet de uitvoeringsorganisatie die is gekoppeld aan Sociale Zaken niet al vanaf het begin van de opleiding in beeld zijn als een leerling kiest voor de beroepsbegeleide leerweg?
De minister schrijft in zijn brief van 2 november dat het UWV zo nodig een reïnte-gratiebedrijf kan inschakelen dat ondersteuning na afronding van de opleiding op zich neemt. Wat is de positie van de Wajong-gerechtigden en hun ouders hierin? Kunnen zij, als zij zelf een andere reïntegratiemogelijkheid zien, een IRO (Individuele Reïntegratieovereenkomst) aanvragen? Kan de minister aangeven in hoeveel situaties daarvan sprake is?
Er moet in samenwerking met het Landelijk Werkverband Praktijkonderwijs gekeken worden naar de bijdragen die scholen kunnen leveren aan de nazorg van leerlingen nadat zij de school hebben verlaten. Gedacht kan worden aan een clientvolgsysteem dat niet stopt bij de eerste werkplek bij reïntegratie. Is dit een taakvoor het onderwijs of zouden juist reïntegratiebedrijven en UWV een rol moeten spelen?
De Jongerenorganisatie Beroepsonderwijs vraagt aandacht voor de toelatingscriteria van Wajong-gerechtigden en zij wijzen erop dat jongeren met een W-status, en herplaatste voortijdig schoolverlaters die in het jaar direct voorafgaand aan een eventueel bedrijfsongeval minder dan een half jaar onderwijs hebben gevolgd, niet verzekerd zijn van de Wajong. Waarom wordt deze groep uitgesloten?
Tot slot vraagt mevrouw Huizinga aandacht voor de anticumulatiebepaling in de Wajong. De minister ziet de mogelijkheden van Wajonggerechtigden die enige jaren hebben gewerkt te rooskleurig. Zij sluit zich aan bij het verzoekom de anticumulatiebepaling te laten gelden voor onbepaalde tijd voor alle Wajong-gerechtigden. In ieder geval zou deze bepaling moeten gelden voor Wajong-gerechtigden die op grond van hun belastbaarheid slechts in deeltijd kunnen werken en minder dan het minimumloon verdienen.
Reacties op 'Algemeen Overleg Arbeidsgehandicapten en reïntegratie'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.