De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter. De heer De Vries begon zijn betoog met de opmerking dat wij eindelijk over dit wetsvoorstel kunnen spreken. Dit zeg ik hem na. Hij refereerde aan de motie-Cornielje uit het jaar 2000 waarmee een meerderheid van de Kamer heeft ingestemd met de start van vraagfinanciering van schoolbegeleidingsdiensten. Daaron-der bevinden zich de voorgangers van de fractie die nu onder de naam ChristenUnie door het leven gaat. Zij hebben toen van harte voor gestemd. De fractie van de ChristenUnie neemt dan ook een positieve houding in ten aanzien van het voorliggende wetsvoorstel. Toch heeft zij er nog een aantal indringende vragen over, zoals al is gebleken uit de schriftelijke vragen die zij heeft gesteld. De startpositie van mijn fractie kan ik als volgt verwoorden. Zij wil het heel graag, maar vindt wel dat het zorgvuldig moet gebeuren. Als het niet zorgvuldig kan, doet zij het niet. Zo stellig ligt het voor haar.
De schoolbegeleidingsdiensten moeten een omslag maken van een meer aanbod-gerichte organisatie, ingebed in een structuur van verplichte winkelnering, naar vraaggerichte organisaties, opererend in een meer marktgerichte setting. Die omslag moet naar de mening van de fractie van de ChristenUnie zorgvuldig gebeuren. Nederland kent, vergeleken met het buitenland, een unieke structuur en een hoge kwaliteit van onderwijsbegeleiding.
Mijn fractie wil die in een nieuwe opzet behouden. Zij heeft bij de behandeling van de onderwijsbegroting voor 2004 en 2005 samen met de fractie van de PvdA en met steun van een meerderheid van de Tweede Kamer amendementen ingediend om de schoolbegeleidings-dienst daadwerkelijk in een positie te brengen dat zij marktgericht kan opereren. Bekend is dat mijn fractie heeft voorgesteld om voor een periode van vijf jaar jaarlijks in totaal 4,3 mln beschikbaar te stellen voor onder andere frictiekosten, een marktconforme verzekering van ontslaguitkeringskosten, de herziening van de functie-/loongebouw cao, professionalisering, monitoring en noemt u de onderdelen maar op die destijds aan de orde zijn geweest. De discussie over die amendementen met de minister is ook bekend. Ik moet u eerlijk zeggen dat die discussie in de ogen van mijn fractie zo langzamerhand wat vervelend begon te worden, omdat de inzet van een meerderheid van de Kamer op dit punt zeer duidelijk was.
Mijn fractie vindt dat jammer, maar accepteert dat het niet anders is. Daarom heeft zij het amendement op stuk nr. 11 ingediend. Daarmee wordt beoogd dat de wensen die de Kamer tot twee maal toe in de amendementen-Hamer/Slob van 2004 en 2005 heeft verwoord, in de wet worden vastgelegd. Dan krijgt flankerend beleid van de overgang van aanbodge-richte naar vraaggerichte schoolbegeleidingsdiensten er daadwerkelijk een plaats in. Mijn fractie heeft lang geaarzeld, maar uiteindelijk besloten om het bedrag in de wettekst op te ne-men, zodat daar absoluut geen onduidelijkheid over kan bestaan. Wettechnisch kan dit, anders had mijn fractie dit uiteraard niet gedaan. Dit bedrag heeft de minister inmiddels al een keer beschikbaar gesteld. Alleen met betrekking tot 2005 is er een probleem. In de toekomstige begrotingen zal zij dit bedrag moeten verwerken. Mijn fractie legt daarbij nadrukkelijk de restrictie op dat dit bedrag niet ten laste komt van het macrobudget voor schoolbegeleiding, want dat zou in principe betekenen dat scholen op de rijksbijdrage worden gekort en dat de schoolbegeleiding zelf het flankerend beleid betaalt. De minister was van plan om dit te doen voor 2005, maar dat was nadrukkelijk niet de bedoeling van een meerderheid van deze Kamer.
De heer Jan de Vries (CDA): De heer Slob spreekt in zijn inbreng regelmatig over zorgvuldigheid. Kan hij toelichten hoe het bedrag van 4,3 mln tot stand is gekomen? De heer Slob zegt dat dit technisch kan. Erkent hij dat hij met dit amendement in ieder geval een claim legt op de begrotingen voor 2006, 2007 en 2008? Hoe heeft hij, zorgvuldig als hij is, dit bedrag gedekt? Hij zegt waar dat niet uit mag voortkomen, maar hij moet ook zo moedig zijn dat hij zegt ten koste van welke post het wel moet gaan.
De heer Slob (ChristenUnie): Ik verbaas mij erover dat de heer De Vries nu met de vraag komt hoe dit bedrag is samengesteld. Dit bedrag circuleert al twee jaar in deze Kamer. Ik verwijs de heer De Vries - ik hoop dat hij het dossier bij zich heeft - naar de onderliggende stukken bij de discussie over het flankerend beleid. Met name noem ik het rapport van Deloitte & Touche Bakkenist, waarin een indicatie is gegeven van de kosten van flankerend beleid, die vele malen het bedrag van 4,3 mln euro te boven gaan. Daarin is dus een keuze gemaakt. Het is niet zo dat alles wat maar genoemd is ook in dat bedrag is opgenomen. Dan zouden wij een nog veel hoger bedrag hebben gekregen.
Ik verwijs hem verder naar de cijfers die bekend zijn geworden uit de benchmark, waaruit blijkt dat het bedrag van 4,3 mln euro nog maar 45% is van wat er aan flankerend be-leid noodzakelijk is. Kortom, het is een optelsom geworden van een aantal aspecten die wij van belang achten om voor de toekomst voldoende te hebben geregeld. Daaronder valt ook het punt van de wachtgelden in de portefeuille, dat ik de heer De Vries nu gelukkig heb horen noemen; dat deed hij twee jaar geleden niet, en ook niet bij de afgelopen begrotingsbehan-deling. Daarbij gaat het om ongeveer 1,6 mln euro. Naar onze mening is dit bedrag volledig te verantwoorden.
Hoe gaan wij dit dekken? Ik heb al aangegeven dat dat in ieder geval voor één jaar al is gebeurd. Het amendement daartoe heeft de minister uitgevoerd. Wij zitten met een probleem voor het jaar 2005. Dat probleem zal moeten worden opgelost. Ik zie de Kamer en de regering in dat opzicht als gezamenlijk probleemeigenaar. Ik vermoed dat de minister, ook met de nieuwe gelden die zij nu heeft gekregen, daar wel uit zal moeten komen voor dat ene jaar. Wat de andere jaren betreft, vinden wij dat dit fatsoenlijk in de begroting moet worden geregeld. Die opdracht hebben wij de minister al tot twee keer toe meegegeven, maar daarmee heeft zij niets gedaan. Nu moet het maar op deze manier. Het is niet anders.
De heer Jan de Vries (CDA): Dan verwacht ik ook dat de heer Slob zijn optelsom hoe hij tot dit bedrag is gekomen aan de Kamer voorlegt. Dat maakt het ook gemakkelijker om dit amendement te beoordelen.
De heer Slob (ChristenUnie): Is er bij de heer De Vries enige bereidheid om mee te denken en zich ook verantwoordelijk te voelen voor de problematiek, zodat wij ook op zijn steun kunnen rekenen? Ik heb die bereidheid niet kunnen ontdekken bij de begrotingsbehan-delingen van 2004 en 2005, en ook niet in zijn eerste termijn hier van vanmiddag. Ik ben niet van plan om allerlei cijfers aan te dragen die de heer De Vries al in zijn bezit heeft, wanneer zijn antwoord op voorhand duidelijk is, namelijk dat dit buitenproportioneel en een blanco cheque is. Echt serieus kan ik het dan niet nemen.
De heer Jan de Vries (CDA): U loopt weg voor mijn verzoek. Daaruit blijkt dat er waarschijnlijk gewoon sprake is van nattevingerwerk. Als u een bedrag van deze omvang vijf jaar achtereen wegzet, bent u ook verplicht om aan te geven waarvoor dat bedrag bestemd is en op welke gronden u keuzes hebt gemaakt. De rapporten geven andere bedragen aan. Als indieners van dit amendement hebt u dus zelfstandig keuzes gemaakt. Dan moet u de Kamer ook helder maken waarop zij gebaseerd zijn.
De heer Slob (ChristenUnie): Ik neem afstand van de opmerking van de heer De Vries dat ik weg zou lopen. Ik blijf hier rustig staan. Hij kan niet weglopen voor onderliggend cijfermateriaal dat bij ons al bekend is en waarin wij een keuze hebben gemaakt. Die is naar mijn mening volledig te verantwoorden. Als hij daarover nog wat meer informatie wil, kan hij die krijgen.
De heer Jan de Vries (CDA): Prima. Ik wacht de cijfers af. Ik vind het te gemakkelijk als u zegt dat regering en parlement er maar gezamenlijk moeten zien uit te komen waar de dekking voor het bedrag van 4,3 mln euro vandaan moet komen. U stelt dat dat bedrag nodig is voor dit specifieke doel. U zegt dat dit niet mag komen uit het macrobudget voor schoolbegeleiding. Dan moet u ook de moed hebben om te zeggen ten koste van wat het wel gaat. U beseft ook wel dat dit geen geringe post is om zomaar schadevrij uit de begroting voor Onderwijs weg te nemen. Waar legt u de prioriteit?
De heer Slob (ChristenUnie): De heer De Vries weet ook hoe de discussie is verlopen over het amendement dat in november bij de Kamer voorlag. Toen had de Kamer een bepaal-de dekking, waar onder andere vanuit de CDA-fractie nogal wat bezwaar tegen is gemaakt. Verder had de minister daartegen bezwaar, omdat zij graag die post op een andere manier wilde besteden. Toen hebben de indieners op het laatste moment besloten, op aandrang van de Kamer - onder andere de CDA-fractie, al is dat niet via de microfoon gebeurd - om terug te vallen op de dekking die wij ook in het jaar daarvoor hadden gekozen, met vrijval van de SLOA-middelen. Dit was creatief meedenken, tegemoetkomen aan bezwaren, ook uit de Kamer. Per kerende post kregen wij toen het bericht dat die middelen ineens ook voor andere doelen waren ingezet. Ik voel er weinig voor om van het kastje naar de muur te worden gestuurd en ik heb in de discussie over de weergave van de minister van de manier waarop zij met de moties en de amendementen omging, ook tegen haar gezegd dat het een zeer vervelende situatie aan het worden was en dat zij op een gegeven moment ook zou moeten accepteren dat een meerderheid van de Kamer dit gewoon anders wil. En u weet net zo goed als ik dat er zeker voor een bedrag als dit - ik zal het niet bagatelliseren, maar laten wij het ook niet onnodig groter maken - voor een jaar toch een oplossing te vinden zou moeten zijn.
De heer Jan de Vries (CDA): Het zou de indieners van het amendement gesierd hebben als zij die oplossing hadden aangegeven. Bent u bereid om dit amendement te verant-woorden tegenover de schoolbesturen die er straks ten behoeve van de schoolbegeleidings-dienst 4,3 mln op achteruitgaan? Ik wens u daarbij veel sterkte.
De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter, het zou de heer De Vries sieren als hij niet zo'n zwart/witte voorstelling van zaken gaf. Dit vind ik pure demagogie.
Om een herhaling van de discussie te voorkomen hebben wij op dit punt een amendement ingediend, stuk nr. 11. Het is al behoorlijk breed ondertekend, ik hoop dat het straks ook op steun van een meerderheid van de Kamer kan rekenen. Het strekt zich ook uit tot de kosten van ontslaguitkeringen die betrekking hebben op datgene wat nu nog in de portefeuille zit. Wij hebben in het amendement ook aangegeven dat er een evaluatiebepaling in de wet moet worden opgenomen, ook al vindt de minister die niet zo nodig. De evaluatie zal betrekking moeten hebben op de besteding van het geld voor flankerend beleid, want wij voelen niets voor een blanco cheque. Er zullen dus voorwaarden moeten worden gesteld en men zal daarop worden afgerekend. Als het in de praktijk met minder zal kunnen, dan is dat natuurlijk fraai. Wij zien het wel; ik ben bang dat het meer zal worden. En wij willen ook graag in die evaluatiebepaling opnemen dat er in de komende jaren bekeken zal worden hoe het bestedingspatroon van de scholen en de gemeenten zich ontwikkelt. Overigens maak ik mij zorgen over de berichten dat nogal wat gemeenten bezig zijn met beleid om hun financiële inzet voor schoolbegeleiding verder terug te dringen. Sommige gemeenten zetten hun bijdrage daaraan zelfs stop. Komen deze berichten de minister bekend voor? Is zij hierover nog in overleg met de VNG? En welke mogelijkheden ziet zij om de gemeenten te wijzen op de taken die zij hierbij hebben, ook al zullen die nu iets anders gedefinieerd worden?
Wij zullen onze eigen gemeenteraadsfracties oproepen om hier heel scherp op te letten, want die hebben op dit punt uiteraard ook een verantwoordelijkheid in hun gemeente.
Het amendement dat ik samen met mevrouw Eijsink heb ingediend, had oorspronke-lijk nr. 10, maar het is inmiddels vanwege een kleine technische wijziging nr. 12 geworden. Wij beogen met dit amendement, door rechtstreekse uitkering van de gedurende de over-gangsperiode geoormerkte rijksmiddelen aan de schoolbegeleidingsdiensten te voorkomen dat er bij deze diensten grote liquiditeitsproblemen zouden ontstaan. Dit staat naar onze mening de autonomie van de scholen niet in de weg. De organisaties van schoolbesturen en het over-koepelende orgaan van de schoolbegeleidingsdiensten hebben zich bereid verklaard, hierover goede afspraken te maken. Met deze rechtstreekse betaling worden onnodige administratieve lasten en onnodige regelgeving voorkomen en kan er ook worden voldaan aan de wens van de minister om gemeenten niet langer als een veredeld doorgeefluik te beschouwen. Kortom, wij achten dit een goede en realistische aanpassing van het wetsvoorstel en wij hopen dan ook dat dit amendement de eindstreep zal halen.
De twee amendementen die de heer De Vries heeft ingediend, heb ik in de korte tijd die ik ze in mijn bezit heb, nog niet kunnen bekijken. Uiteraard wachten wij ook daarop de reactie van de minister af. Ten slotte herhaal ik dat wij de uitgangspunten van dit wetsvoorstel steunen, maar dat zorgvuldigheid bij ons voorop staat. Dit betekent dat aanneming van de twee door ons ingediende amendementen voor onze fractie een voorwaarde is voor definitieve steun aan het wetsvoorstel. Wij doen het zorgvuldig of wij doen het niet.
Reacties op 'Bijdrage debat Vraagfinanciering schoolbegeleiding en onderwijs zieke leerlingen'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.