Bijdrage André Rouvoet Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche, repliek

dinsdag 01 februari 2011 14:30

De heer Rouvoet (ChristenUnie): Voorzitter. Ook van mijn kant dank aan de minister voor zijn beantwoording in eerste termijn. Er is daarna nog het nodige gebeurd. Er zijn nog een heleboel amendementen ingediend, tot in dit debat aan toe. De derde nota van wijziging is verwerkt. Die nota was de reden waarom wij dit debat na de eerste termijn even geschorst hebben. Dat "even" werd een paar weken. In mijn tweede termijn zal ik mij met name richten op een aantal overgebleven vragen, op de amendementen en op het indienen van een aantal moties op voor ons belangrijke punten.

            Ik begin met wat voor ons toch een kernpunt is. Ik heb daar al even aandacht voor gevraagd bij interruptie van mevrouw Van Toorenburg. Ik vraag aan de minister om uitvoerig en overtuigend aan te geven waarom hij de stap zet die hij in de derde nota van wijziging heeft gezet, namelijk het schrappen van het registratiebewijs. Hij deed dat onder druk van een deel van de Kamer en vanuit de sector, maar wat betekent dit voor een ander belangrijk deel van zijn wetsvoorstel, waarvoor hij eveneens de verantwoordelijkheid draagt en wat hij ook belangrijk zegt te vinden, namelijk de strafbaarheid van de prostituant bij illegale prostitutie? Daar ligt natuurlijk een directe verwevenheid. De minister zou mij dienen als hij zou kunnen aangeven hoe zonder een dergelijk registratiebewijs de klant überhaupt mogelijkheden heeft om na te gaan of er sprake is van illegale prostitutie of niet. Als dat niet duidelijk te maken is in dit debat, dan ben ik er erg beducht voor om dat door te schuiven naar een AMvB. Als de minister het vandaag niet in hoofdlijnen duidelijk kan maken, dan kan het ook niet bij een AMvB, lijkt mij zo. Kan hij mij op hoofdlijnen duidelijk maken hoe dat gestalte zou kunnen krijgen in de praktijk? De strafbaarstelling van de prostituant is een belangrijk onderdeel waar mijn fractie buitengewoon aan hecht, ook gelet op de voorgeschiedenis. Als dat een overtuigend verhaal is, dan kunnen we bij de AMvB echt wel kijken hoe we het verder precies invullen, maar ik zal als medewetgever toch een beeld moeten hebben van de manier waarop de minister dat voor zich ziet, wil ik daarin mee kunnen gaan en die AMvB ook kunnen afwachten. De stemming wordt immers een moment waarop we als medewetgever onze verantwoordelijkheid nemen. Dan wil ik weten wat we uiteindelijk vastleggen. Dat moet geen lege huls zijn.

            Voorzitter. Ik kom bij het punt van de uitstapprogramma's. Het is misschien een beetje hapsnap, maar dat moet u mij maar even vergeven. De minister heeft in het debat en in de brieven aangegeven dat hij streeft naar een warme overdracht van die uitstapprogramma's. Hij gaat ervoor vechten, zo heeft hij gezegd, dat de gemeenten het overnemen en dat er geen gaten gaan vallen in de overgang van rijksfinanciering naar gemeentefinanciering. Dat is mooi, maar er blijft natuurlijk ook een verantwoordelijkheid voor het Rijk.

Als wij hier in de Kamer bijvoorbeeld besluiten om leeftijd te verhogen van 18 naar 21 jaar, dan is er dus ook een grote groep jonge vrouwen aan wie ook echt een uitweg zou moeten worden geboden. Want het is dan ook onze verantwoordelijkheid om te zorgen dat daar geen ruimte ontstaat, dat daar geen gaten gaan vallen, waardoor zij niet terecht kunnen in die uitstapprogramma’s. Daarom hecht mijn fractie er ook zeer aan dat er echt uitvoering wordt gegeven aan een aangenomen motie van de Kamer, waarin de regering wordt verzocht om het stimuleren van uitstapprogramma's tot een structureel onderdeel van het prostitutiebeleid te maken. Die motie is aangenomen. Ik heb er de vorige keer ook op aangedrongen, maar ik vind het van belang om in dit debat, gelet op wat er nu voorligt, de volgende motie aan de Kamer voor te leggen.

 

*M

 

De Kamer,

 

gehoord de beraadslaging,

 

constaterende dat de drempel om te stoppen met prostitutie vanwege dwang of drang door derden, gebrek aan opvang en sociale achterstanden, zoals schulden, huisvestingsproblemen en gaten in het cv, nog steeds hoog is;

 

van mening dat uitstapprogramma's een belangrijke bijdrage leveren aan het

verlagen van die drempel voor prostituees;

 

overwegende dat in de Kamer een motie is aangenomen waarin de regering

wordt verzocht, het stimuleren van uitstapprogramma's tot een structureel

onderdeel van het prostitutiebeleid te maken (31 700-VI, nr. 58);

 

overwegende dat het voortbestaan van de uitstapprogramma's in gevaar is;

 

van mening dat het voortbestaan van de uitstapprogramma's des te meer van belang is nu de minimumleeftijd voor prostituees omhoog gaat van 18 naar 21 jaar en een groep jonge vrouwen dus uit de prostitutie moet stappen;

 

verzoekt de regering, de continuïteit van positief geëvalueerde uitstapprogramma's te waarborgen;

 

verzoekt de regering tevens, het stimuleren van uitstapprogramma's tot een

structureel onderdeel van het prostitutiebeleid te maken,

 

en gaat over tot de orde van de dag.

 

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Rouvoet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

            Zij krijgt nr. 44 (32211).

**

 

De heer Rouvoet (ChristenUnie): Ik loop even kort een enkel amendement langs waaraan mijn naam is verbonden, met dank aan de minister, ook voor zijn schriftelijke reactie, al was die wat mij betreft niet op alle punten overtuigend. Dat zal hij begrijpen, met name waar de conclusie is dat amendementen ontraden worden. Als ik die mening was toegedaan, zou ik ze niet hebben ingediend of ze alsnog hebben ingetrokken. Dat is niet het geval.

            Allereerst het subamendement dat ik heb ingediend onder nr. 26 op het amendement van collega van der Staaij -- uit mijn hoofd nog steeds nr. 14 -- of het aanwijzen van risicogroepen voor inschrijving kan worden uitgesteld. Ik heb daar, ook gehoord collega Van der Staaij, die zijn amendement op dat punt wil handhaven, verder niet zoveel aan toe te voegen en ik handhaaf mijn subamendement.

            Over het punt van het registratiebewijs heb ik zojuist gesproken.

            Over het vergunningenstelsel heb ik een amendement op stuk nr. 28 ingediend, over de mogelijkheid om een vergunning te weigeren aan een prostitutiebedrijf dat zich wil vestigen op het adres waar eerder een prostitutiebedrijf gevestigd is geweest waarvan de vergunning is ingetrokken. Ook dat amendement wil ik handhaven, ook gezien de reactie van de minister. Dit is ook nadrukkelijk iets wat onder andere uit de Amsterdamse praktijk komt, zoals ons is aangereikt. Het amendement heb ik samen met mevrouw Arib ingediend en ik zie geen reden om het te wijzigen of in te trekken.

            Bij het amendement op stuk nr. 27 gaat het om een landelijk register van geweigerde en ingetrokken prostitutievergunningen, zeg maar de “zwarte lijst-discussie”. Nu zegt de minister dat hij in het debat uitvoerig heeft aangegeven wat zijn bezwaren hiertegen zijn, maar daarmee gaat hij eraan voorbij dat een van zijn kernbezwaren is dat wij niet een extra zwarte lijst in het register moeten hebben. Dat is precies de reden waarom in het amendement dat mevrouw Arib, de heer Van der Staaij en ik hebben ingediend wordt aangehaakt bij artikel 26, waarin het register voor de escortbedrijven is geregeld. Dus dat kernbezwaar van de minister komt daarmee wat mij betreft te vervallen, want dat register komt er al krachtens deze wet. Wij haken daarbij aan in ons amendement op stuk nr. 27, met het oog op het belang van zicht op die zwarte lijst van geweigerde en ingetrokken prostitutievergunningen.

            Ik merk daarbij op dat dit nog reden is -- zo heb ik ook uit contacten begrepen -- dat er in technische zin aan dat amendement nog wat moet worden gesleuteld. Dat is op dit moment nog niet gebeurd, maar ik zal zorgen dat dat tijdig rondgaat, uiteraard voor de stemmingen. Dit raakt echter niet de kern van het amendement, namelijk de zwarte lijst, het landelijk register van geweigerde en ingetrokken prostitutievergunningen, zoals nu vastgelegd in het amendement van mij, mevrouw Arib en de heer Van der Staaij.

            Dan het punt van de nuloptie. Ook daarbij heb ik een amendement. Waarom heb ik dat ingediend? In eerste termijn is dat uitvoerig aan de orde gekomen. U weet dat mijn fractie er voorstander van is om de gemeenten niet alleen maar ruimte te geven voor een nulbeleid waar het gaat om bordelen of seksinrichtingen maar in bredere, algemene zin voor het prostitutiebeleid.

Dat was overigens ook onze stellingname toen het oorspronkelijke wetsvoorstel over de legalisering van bordelen werd ingediend. De argumentatie was dat je dat veel beter aan de beoordeling van gemeenten kon overlaten. Men kent ons. Dan willen wij daar ook consequent in zijn en ook die optie aan het inzicht van gemeenten overlaten en niet vanuit het Rijk verordonneren dat dit nu juist niet mag. Als wij een en ander aan het oordeel van gemeenten overlaten, dan moeten wij ook aan het oordeel van gemeenten overlaten wat in de lokale situatie het meest aangewezen is. Vandaar de ruimte voor een compleet nulbeleid wat ons betreft. Ik vraag de minister nog een keer waarom dit niet het geval is en waarom dit in ieder geval niet geldt voor zelfstandigen.

            Daar komt nog iets bij. Wij hebben ook gesproken over het feit dat zelfstandigen niet vergunningplichtig zijn. Ik heb in eerste termijn aangegeven dat dit de facto een uitholling van de nuloptie voor bordelen, prostitutiebedrijven, kan betekenen, omdat een beetje slimme uitbater geen bordeel runt, maar een pand heeft met tien of twaalf zelfstandige seksbedrijven. Ik heb het gevoel dat er heel wat slimme uitbaters en exploitanten in deze sector zijn, maar daarmee wordt het nulbeleid de facto ondergraven. Het is een handigheidje. Die indruk en een aantal andere overwegingen werden bevestigd bij een werkbezoek dat ik enige weken geleden aan Alkmaar bracht. Toen kreeg ik een klemmend pleidooi te horen om thuiswerkers, zelfstandigen, wel vergunningplichtig te maken. Voor degenen die er anders vragen over hebben, merk ik op dat Alkmaar geen gemeente met een nuloptie is. Alkmaar is er eindelijk in geslaagd om de prostitutie in één wijk, één straat te concentreren. De heer Van der Staaij maakte er ook een aantal terechte opmerkingen over. Alkmaar heeft nu de ruimte om ervoor te zorgen dat een en ander niet thuis plaatsvindt. Van gemeenten waar dit wel gebeurt, zijn namelijk schrijnende verhalen vernomen. Ik heb mij die laten vertellen. Zo kwam het voor dat in een keurig nette wijk bij het verkeerde adres werd aangebeld en aan de dochter des huizes werd gevraagd wat haar tarief was, want bij de buren was een zelfstandige werkzaam. Gemeenten die proberen om dit soort misstanden en verkeerde ontwikkelingen te voorkomen door een en ander te concentreren, raken die mogelijkheid straks kwijt, want buiten een eventueel aangewezen gebied waar bordelen en seksbedrijven met vergunning mogen worden gevestigd, is er altijd nog de mogelijkheid van thuiswerken. Dat betekent echter dat dit in principe door de gehele gemeente kan plaatsvinden. Daar komt bij de mogelijkheid van uitholling van het nulbeleid. Het is al met al zeer gewenst -- vandaar amendement nr. 32 -- dat ook thuiswerkers, zelfstandigen, onder de vergunningplicht worden gebracht. Op die manier zijn gemeenten in staat om tot een sluitend prostitutiebeleid te komen, een beleid zoals zij dat willen, zowel wat betreft locaties als wat betreft de nuloptie. Beide zijn dan echter mogelijk. Ook ik hoor graag van de minister of, als amendement 32 niet wordt aangenomen, gemeenten die de mogelijkheid benutten om zelfstandigen wel vergunningplichtig te maken, dat straks niet meer mogen. Dat zou gemeenten als Alkmaar en Eindhoven in grote problemen brengen met hun beleid. Ik neem aan dat ook de minister dat niet wil.

            Ik kom bij de preventie. Twee jaar geleden is met algemene stemmen een motie van de fractie van de ChristenUnie aangenomen, waarin de regering werd verzocht zich actief in te zetten voor de slachtoffers van mensenhandel uit Roemenië en Bulgarije, bijvoorbeeld door in te zetten op het delen van expertise, ontwikkeling van preventieprogramma's en uitstapprogramma's en in te zetten op veilige begeleiding richting thuisland. Kan de minister aangeven welke inspanningen op dat vlak zijn gepleegd? Het lijkt in ieder geval niet genoeg te zijn nu uit recent onderzoek naar de prostitutiebranche in Amsterdam blijkt -- zie het rapport Kwetsbaar beroep van oktober 2010 -- dat de grootste groep prostituees die gedwongen in de prostitutie werkt afkomstig is uit de Oost-Europese landen Hongarije, Roemenië en Bulgarije. In dat licht dien ik de volgende motie in.

 

*M

 

De Kamer,

 

gehoord de beraadslaging,

 

constaterende dat uit recent onderzoek naar de prostitutiebranche in Amsterdam blijkt dat de grootste groep prostituees die gedwongen in de prostitutie werkt afkomstig is uit de Oost-Europese landen Hongarije, Roemenie en Bulgarije;

 

constaterende dat deze prostituees geen gebruik kunnen maken van de

Nederlandse uitstapprogramma's;

 

van mening dat de Nederlandse regering ook een verantwoordelijkheid heeft

voor deze prostituees;

 

verzoekt de regering, zich actief in te zetten voor slachtoffers van

prostitutiegerelateerde mensenhandel uit Hongarije, Roemenie en Bulgarije door te komen tot een effectief preventieprogramma ten aanzien van deze bronlanden, door in te zetten op het delen van expertise, de ontwikkeling van

uitstapprogramma's en in te zetten op veilige begeleiding richting thuislanden, en de Kamer daarover voor de zomer te informeren,

 

en gaat over tot de orde van de dag.

 

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Rouvoet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

            Zij krijgt nr. 45 (32211).

**

 

De heer Rouvoet (ChristenUnie): Voorzitter. Over de amendementen heb ik voldoende gezegd. Ik heb nog één motie. Ik kan deze uitvoerig toelichten, maar ik denk dat de motie als zodanig voor zich spreekt. Kortheidshalve lees ik haar maar gewoon voor.

 

*M

 

De Kamer,

 

gehoord de beraadslaging,

 

overwegende dat ex-prostituees, die hebben aangegeven niet langer in de

prostitutiesector te willen werken, andere passende arbeid in dezelfde omgeving kan worden aangeboden;

 

overwegende dat weigering van passende arbeid tot financiële sancties kan

leiden;

 

van mening dat dit niet valt te rijmen met mede door de overheid gefinancierde beleid ten aanzien van de uitstapprogramma's;

 

van mening dat het niet wenselijk is dat financiële redenen ertoe leiden dat

mensen tegen hun zin binnen de sfeer van de prostitutiesector werkzaam

blijven;

 

spreekt uit dat geen enkele baan binnen de sfeer van de prostitutiesector

als passend mag worden aangemerkt voor ex-prostituees die niet meer in de

prostitutiesector willen werken,

 

en gaat over tot de orde van de dag.

 

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Rouvoet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

            Zij krijgt nr. 46 (32211).

**

 

De heer Rouvoet (ChristenUnie): Voorzitter. Tot slot heb ik nog een toelichtende zin. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel tien of elf jaar geleden hebben wij uitvoerig gesproken over passende arbeid als het gaat om werkzaam zijn in de prostitutie zelf. Het zal u, voorzitter, en de collega's opgevallen zijn dat in de motie gesproken wordt over de sfeer van de prostitutiesector. Mijn fractie wil niet dat tegen iemand wordt gezegd: oké, je wilt niet meer het beroep van prostituee uitoefenen en dat snappen wij, maar wij hebben een ander leuk baantje in hetzelfde bordeel; je kunt achter de bar of in het schoonmaakbedrijf werkzaam blijven. In de sfeer dus waarvan betrokkene nu juist gezegd heeft dat zij daar helemaal uit wil stappen. Zo'n iemand mag niet door financiële sancties met betrekking tot het inkomen alsnog in de sfeer van de prostitutiesector wordt gehouden, vandaar.

 

 

Labels
André Rouvoet
Bijdragen

« Terug

Archief > 2011 > februari