Bijdrage Cynthia Ortega-Martijn debat Antilliaanse Nederlandse probleemjongeren

woensdag 02 december 2009 10:00

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Voorzitter. "Pluim voor Antillianen", dat was de kop van een krantenbericht in het Antilliaans Dagblad van 2 september vorig jaar. Eindelijk is er de erkenning dat de Caribisch-Nederlandse gemeenschap zich zeer positief opstelt tegenover het aanpakken van jongeren die overlast veroorzaken. Met beperkte middelen en vrijwilligers dragen ze hun steentje bij en boeken duurzame resultaten. Het gaat om meer gerichtheid op duurzame resultaten en geen kortlopende projecten meer. Waarom spreekt de minister over een gecoördineerde samenhangende aanpak en niet meer over een meerjarige programmatische aanpak? Graag krijg ik een toezegging dat in de aanpak een route wordt opgenomen om van specifiek beleid over te gaan naar generiek beleid. Op basis van welke criteria zal de bijdrage in de periode 2014-2017 worden afgebouwd?

We kunnen ons op hoofdlijnen goed vinden in het beleidskader. We betreuren echter dat de minister niet het totale advies van de taskforce heeft overgenomen. De focus moet niet alleen liggen op de probleemjongeren. Er moet uitgegaan worden van een contextuele benadering waarbij de gehele omgeving van de jongere meegenomen wordt in het traject. Er is immers vaak sprake is van een multiproblematiek. Ook moet er veel meer op preventie worden ingezet. Om ervoor te zorgen dat de investering een maximaal rendement oplevert, moet er gewerkt worden met een persoonlijk ontwikkelplan en een persoonlijke begeleider voor de jongere. Daarnaast moet er sprake zijn van een rustig en stabiel onderkomen. Is de minister bereid deze voorwaarden in het beleidskader mee te nemen?

Het is geen publiek geheim dat we ons kritisch hebben uitgelaten over de resultaten van de bestuurlijke arrangementen. Veel geld is opgegaan aan het optuigen van projectorganisaties. De minister is redelijk optimistisch over de resultaten. Ik wacht liever het evaluatierapport af. We willen hierin kunnen zien of het geld inderdaad besteed is aan de doelgroep. Er bereiken mij signalen dat ook andere doelgroepen meegerekend worden om te voldoen aan de afspraken. Waarom heeft de minister ervoor gekozen om de financiële middelen weer op de oude manier te verdelen? Waarom gaan de opgedane kennis en ervaring binnen gemeenten verloren als gevolg van bijstelling van beschikbare middelen? Is de minister op de hoogte van de vele stoelendansen van ambtenaren die belast zijn met de uitvoering van het beleid en de hoge externe inkoop? Graag hoor ik een reactie hierop.

Arnhem is de enige gemeente die klip-en-klaar aangeeft dat de omvang van de problematiek categoraal beleid niet langer rechtvaardigt. Op welke manier heeft de minister onderzocht dat dit bij de 22 andere gemeenten nog wel het geval is? We zijn voorstander van een nulmeting in de verschillende gemeenten om te bepalen of er sprake is van een problematiek van een omvang die categoraal beleid rechtvaardigt. Daarnaast moeten er in de plannen concrete en meetbare doelstellingen worden opgenomen. Graag hoor ik hierop een reactie.

Wat gebeurt er indien via de gemeentemonitor en uit jaarlijkse rapportages blijkt dat de gemeente onvoldoende resultaten boekt of juist bovenmatig presteert? Moet dan een gedeelte van de rijksmiddelen teruggestort worden of krijgt een goed presterende gemeente een positieve impuls? We zijn voorstander van het inbouwen van zowel negatieve als positieve prikkels. Daarnaast willen we dat de rijksmiddelen worden geoormerkt. Ik hoor nu al dat de middelen in het algemene jeugdbeleid terechtkomen. Er zal een toetsingskader gebruikt worden bij de vaststelling van de gemeentelijke plannen. Graag ontvang ik een toezegging van de minister dat hij de Tweede Kamer hierin inzicht geeft alvorens over te gaan tot vaststelling.

In de brief staat dat de gemeenten beter gebruik moeten maken van de bijdragen die reguliere instanties leveren bij de vermindering van de problematiek. Dat is nu juist het probleem. Deze instanties zijn vaak niet geëquipeerd om deze doelgroep of andere groepen Nederlanders te bedienen. Er moet veel meer gebruikgemaakt worden van deskundigen met een Caribisch-Nederlandse achtergrond. Er zijn genoeg Caribisch-Nederlandse organisaties die de expertise in huis hebben, maar niet opgenomen zijn in de reguliere hulpverleningsketen. We vinden het noodzakelijk dat de reguliere instanties gaan samenwerken met deze deskundigen en organisaties. Deze kunnen ervoor zorgen dat de problemen meer en tijdig worden onderkend. Op welke manier gaat de minister dit bewerkstelligen? Daarnaast stelt mijn fractie voor een gedeelte van de rijksmiddelen te reserveren voor interculturalisatie van deze instanties. Graag krijg ik een reactie hierop.

Inburgeren en taal zijn nodig om een goede positie te verwerven in de samenleving. De Caribische Nederlanders zijn zich hiervan goed bewust. Het argument dat inburgering geen prioriteit voor deze doelgroep heeft, herken ik niet. Is de minister het met mij eens dat de voorwaarde om binnen een bepaalde periode het examen te halen drempels kunnen opwerpen om een aanbod te accepteren? Wat gaat de minister hieraan doen? Om goed te integreren is imago een belangrijk gegeven. Welke maatregelen gaat de minister nemen om het imago te herstellen en discriminatie, uitsluiting en ethnic profiling tegen te gaan?

 

De heer Dijsselbloem (PvdA): Ik ben nieuwsgierig. Kan mevrouw Ortega aangeven hoe de minister iets kan doen aan het imago?

 

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Dat kan ik zeker. Op dit moment moet de Caribisch-Nederlandse gemeenschap zelf alles eraan doen om het imago te veranderen. Als ik mijn collega Fritsma zo hoor, komt er ontzettend veel negativiteit over de totale doelgroep op straat terecht. Ik ken een geval van een jongere die ergens werkte en in aanmerking kwam voor de functie van bedrijfsleider. Op gegeven moment kwam de werkgever erachter dat de achternaam van die jongere Antilliaans is en besloot hem de promotie niet te geven. Het zou goed zijn als de minister een campagne opstart om te laten zien dat er binnen die gemeenschap ook heel veel goeds is.

De betrokkenheid van de Antilliaanse gemeenschap op alle niveaus is een belangrijk aspect in het realiseren van een duurzaam perspectief op een volwaardige deelname. We zijn verheugd dat dit een harde voorwaarde is voor de minister bij de beoordeling van de plannen. Hoe wil de minister erop toezien dat dit inderdaad gebeurt? Op welke manier gaat de minister ondersteuning bieden om de deskundigheid in het netwerk van de Caribische Nederlanders of de organisaties te vergroten? We zijn blij met het voornemen om te komen tot een vorm van structurele samenwerking die bij de lokale situatie past. Ook zijn we blij met een landelijk secretariaat ten behoeve van de lokale vertegenwoordigers uit de Caribisch-Nederlandse gemeenschap. Wanneer kan de Kamer het advies van Team Ondersteuning Participatie in Antillianengemeenten (TOPA) over de wijze van samenwerking tussen gemeenten en genoemde gemeenschap met de reactie van het kabinet daarop, tegemoet zien?

Criminaliteit moet hard bestreden worden, vooral wanneer er sprake is van recidive. Wel moet er ingezet worden op het wegnemen van de oorzaken en het voorkomen van crimineel gedrag. Terecht geeft de minister aan dat een uitwisseling van kennis met Curaçao moet plaatsvinden. Ook het overdragen van dossiers moet daarbij gaan horen. Voor duurzame gedragsverandering moeten de oorzaken tot aan de wortels worden aangepakt. Anders blijft het water naar de zee dragen. Uit recent onderzoek op Curaçao is naar voren gekomen dat huiselijk geweld tegen vrouwen en kinderen schrikbarend is toegenomen. Uit zowel Curaçao als Nederland krijg ik signalen dat bij veel jongeren met problemen sprake is van een incestueuze ervaring. Is de minister bereid om in overleg met zijn collega voor Jeugd en Gezond een onderzoek hiernaar te doen zodat deze jongeren duurzaam geholpen kunnen worden?

Waarom staat de maatregel in de Rijkswet op het Nederlanderschap en de rijkswet personenverkeer genoemd in dit beleidskader? Op dit moment is personenverkeer een landsaangelegenheid. Gezien de staatkundige hervormingen is het goed het personenverkeer op Koninkrijksniveau te regelen. Dat hebben we ook zo afgesproken in het coalitieakkoord. We zijn echter tegen een ongewenstverklaring van een burger binnen het Koninkrijk.

Tot slot spreek ik mijn waardering uit voor de daadkracht van de minister. Ik heb het vertrouwen dat de problemen effectief aangepakt zullen worden. Er moeten dan wel meetbare prestatieafspraken worden gemaakt, er moet nauwgezet gemonitord worden en de Caribisch-Nederlandse gemeenschap moet op alle niveaus actief betrokken worden. Daarnaast wil ik de minister meegeven om voortaan in al zijn communicatie en correspondentie gebruik te maken van het begrip "Caribische Nederlanders", want we staan aan de vooravond van de dag dat er geen Antillen meer zullen zijn.

Labels
Bijdragen
Cynthia Ortega

« Terug

Archief > 2009 > december