Arie Slob: Voorzitter. Toen ik vanmorgen van mijn woonplaats Zwolle naar Den Haag reisde, heb ik genoten van het mooie weer. Maar ook ik vond het contrast wel erg groot tussen het weer waarvan wij nu genieten en het weer waarin de visserij terecht is gekomen. De heer Buijs heeft gezegd dat het zwaar weer is. Ik meen dat hij daarin volkomen gelijk heeft. Als de vooruitzichten ons niet bedriegen, wordt het weer voor de vissers er in de nabije toekomst niet beter op. Het is goed dat wij er vanmorgen over spreken. Wij hebben er zorgen over.
Naar aanleiding van de berichtgeving, ook vanuit de visserij zelf, over hetgeen in de afgelopen jaren is gebeurd en ook de zorgen over de toekomst vanwege het grote nationale belang van de Nederlandse visserij, heb ik mij wel eens afgevraagd of je niet zou moeten komen tot een soort deltaplan voor de visserij. Daarin moet breed in de toekomst worden gekeken naar alle kansen en bedreigingen, zodat wij breed de schouders kunnen zetten onder een toekomstperspectief dat onze visserij overeind kan houden. Ik leg het hier neer; het speelt in mijn hoofd.
Veel onrust is in de afgelopen dagen veroorzaakt door de adviezen van het ICES aan de Europese visserijcommissie. Als gevolg van die adviezen is de intussen gebruikelijke onenigheid tussen biologen en vissers duidelijk naar buiten gekomen, zoals in het verleden ook al is gebeurd. Door die diepgaande verschillen in zienswijzen is het voor de politiek niet altijd makkelijk om een verantwoorde keuze te maken. Ik heb een aantal vragen over die adviezen en over de huidige problemen.
In twintig jaar tijd is de kabeljauwstand in de Noordzee met driekwart gekrompen. Als wij de berichten moeten geloven, dan zouden de vissers de boosdoeners van deze krimp zijn. Dat vinden wij echter een wel heel makkelijke conclusie. Er ligt een complex aan factoren ten grondslag aan de teruggang van de kabeljauwstand. De enige controleerbare factor is de visvangst, maar is daarmee een vangstverbod gerechtvaardigd? Bijvoorbeeld in Canada is er al sinds jaar en dag een vangstverbod op kabeljauw, maar desondanks laat zich nog steeds geen enkele kabeljauw in de Canadese kustwateren zien. Ik wil hiermee alleen maar aangeven dat het heel complex is. Wat wordt de inzet van de minister bij het vaststellen van de nieuwe vangstquota voor de kabeljauw?
Wat ons betreft, moet er worden opgepast met het sluiten van gebieden op de Noord-zee voor de kabeljauwvangst. Wij zien meer in het idee van de zogenaamde ’’real time closu-res’’, tijdelijke sluitingen, als in een gebied een hoge concentratie van jonge vis wordt gevonden. Dat kan een efficiënte maatregel zijn. Hoe denkt de minister hierover?
Als er onverhoopt toch wordt overgegaan tot een algeheel verbod op de kabeljauw-vangst, roep ik de minister op zich in te zetten voor een financiële compensatie voor de kabel-jauwvissers. Is hij daartoe bereid? Hoe denkt hij trouwens over een vangststop? Is dat wel een goede maatregel? Wij weten allemaal dat de bijvangst het grote probleem is. Wij pleiten voor proportionaliteit in de aanpak van deze problematiek. Dat lijkt ons een eerste vereiste.
Hieraan koppel ik meteen de problematiek van de zogenaamde sportvissers. Er zijn sportvissers die duizenden kilo’s vis aan wal brengen, waaronder veel kabeljauw, die zij vaak ook verkopen. Deze misstand dient wat ons betreft te worden aangepakt. Wat gaat de minister hieraan doen?
In verband met de kabeljauw heb ik nog een vraag over de rol van de Spaanse vissers op de Noordzee. Wij hebben de indruk dat zij op dit moment nog vrij onbelemmerd op kabeljauwjacht gaan.
Ook de schol heeft op dit moment volop de aandacht door de adviezen die het ICES heeft uitgebracht. Wij hebben ons verbaasd over het gat van 100.000 ton dat opeens is ontstaan. Wij nemen de wetenschap serieus, maar dit is toch opeens een enorm verschil ten opzichte van eerdere cijfers. Dit maakt de adviezen van het ICES op dit punt er niet geloofwaardiger op. Welke relatie ziet de minister tussen de door het ICES geschatte scholstand en de TAC? Wat wordt zijn inzet in dezen?
Een groot probleem dat alles met de stand van de diverse vissoorten te maken heeft, vormen de discards. In verband met de schol is er al gewezen op het crisisoverleg dat afgelopen zaterdag is gehouden, waar naar onze mening een aantal heel goede handreikingen is gedaan om samen verder te komen. Ook wij roepen de minister op om deze handschoen op te pakken en samen met de sector te kijken hoe wij iets kunnen doen aan dit probleem, dat breed wordt erkend, zonder dat het een heel eenzijdige benadering wordt.
In verband met de problematiek van de discards hebben wij ons wel eens afgevraagd of het quotasysteem nog wel het gee¨ igende instrumentarium is om de diverse problemen beheersbaar te houden. Het is in de Kamer al vaker aan de orde geweest. Is een systeem met een maximumaantal zee- of visdagen zo langzamerhand niet een reële optie? Dan kunnen de vissers de discards gewoon aan land brengen en wordt het allemaal transparanter. Wij weten dat er problemen aan vastzitten. Ik denk aan de waarde van de quota en de maaswijdte van de netten. Die moeten absoluut gelijk zijn, wil het een eerlijke business zijn. Het is wat ons betreft een waardevol alternatief. Wij verzoeken de minister iets te zeggen over vervanging van het quotasysteem door een maximumaantal zeedagen.
De vissoorten schol en tong zijn van uiterst groot belang voor de Nederlandse visserij, met name voor Urk. Wij weten allen dat Urk het platviscentrum van Europa is en dat betekent dat de plannen die naar buiten zijn gekomen juist in die gemeenschap tot grote zorgen hebben geleid. Urk is voor het grootste deel, zo’n 70%, afhankelijk van de visserij. Eigenlijk kunnen wij de minister hierover alleen maar een retorische vraag stellen, want wij kennen zijn inzet op dat punt. Kortgeleden is hij nog in Urk geweest om arm en oog te hebben voor de consequenties van eventuele besluitvorming voor de Nederlandse visserijsector in de breedste zin van het woord en in het bijzonder voor de Urker leefgemeenschap.
Voorzitter. Ook de heer Geluk sprak over de overnameproblematiek in de visserij. De afgelopen maanden hebben wij daarover uitvoerig gesproken in het kader van de landbouw. In enkele weken tijd hebben wij op dat punt een welhaast revolutionaire vooruitgang geboekt, want inmiddels zijn wij al zo’n twee jaar met deze problematiek bezig. Ook in de visserij spelen dergelijke problemen. Heeft de minister zicht op het aantal overnames in de visserij en op de problemen die daar op dit punt spelen. Vanuit de sector hebben wij vernomen dat daar inderdaad diezelfde problemen spelen als in de landbouw. Men vraagt zich af of de daarvoor gekozen oplossing ook niet voor de visserij zou kunnen gelden.
De heer Waalkens (PvdA): Lijkt u extra toedeling van quota aan die jonge vissers een begaanbare weg om aan hun overnameproblemen tegemoet te komen?
Arie Slob: Ik zou eerst zicht willen hebben op de mate waarin die problematiek in de visserijsector speelt. Als wij dat goed in kaart hebben, ben ik natuurlijk bereid om elke suggestie voor een oplossing mee te nemen.
Voorzitter. De minister heeft in zijn begroting aangegeven dat hij zich zal inzetten voor een level playing field in Europa, ook als het gaat om de Inspectie, zowel op het commu-nautaire, als op het bilaterale vlak. Natuurlijk ondersteunen wij deze inzet, maar welke initia-tieven zal hij concreet nemen ter bereiking van dat level playing field? Is wellicht een heren-akkoord tussen een aantal Noordzeestaten mogelijk? Ook zouden wij graag wat meer informatie willen hebben over de administratieve problematiek bij de invoering van het GVB.
In Nederland wordt alle vis verhandeld via veilingen. In het buitenland is dat niet altijd zo. Bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk wordt waarschijnlijk maar zo’n 40% via de veilingen verhandeld. Het grootste deel wordt dus op een andere wijze aan land gebracht. Hoe wordt deze vis dan geregistreerd? Is hier geen sprake van een groot registratieprobleem? Wij juichen het toe dat de minister in de begroting aangeeft dat hij de aquacultuur wil stimuleren, al zijn er nog wel de nodige haken en ogen. Vandaar de vraag of er al meer informatie kan worden gegeven over de knelpunten in de aquacultuur en of er al een plan van aanpak is om die weg te nemen, met name met het oog op het milieu en het dierenwelzijn.
De duurzame visserij is voor ons een aangelegen punt. Welke initiatieven zijn er en welke neemt de minister om tot die duurzame visserij te komen?
Wat de binnenvisserij betreft, vragen enkele punten nog onze aandacht. In de eerste plaats is dat het conflict over de schubvis tussen de beroeps- en de sportvisserij. In de begroting 2003 had de minister zich ten doel gesteld om tot overeenstemming te komen over de economische benutting van de schubvis. Is deze doelstelling gehaald?
In de tweede plaats noem ik de aanpak van het aalprobleem. De oplossing wordt gezocht in het aanpakken van de vangst van de schieraal oftewel in het eenzijdig op het Noordwest-Europese bordje te leggen, terwijl Zuid-Europese vissers gewoon hun gang mogen blijven gaan met het vangen van glasaal. Dat vinden wij niet terecht. Ook hier pleiten wij wederom voor proportionaliteit in de aanpak van deze problematiek.
Ten slotte sluit ik mij aan bij de vragen over de garnalenvisserij, de schelpdierensector en de vaste vistuigen.
Reacties op 'Wetgevingsoverleg Begrotingsonderdeel Visserij 2004'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.